Zoeken

Roofs 2002-06-08 Dimples in de dakbedekking

Sinds de stormen begin jaren negentig worden dakbedekkingssystemen voor platte daken in toenemende mate mechanisch bevestigd. Mechanisch bevestigde systemen bieden het voordeel dat er aan gerekend kan worden en dat die berekening gecontroleerd kan worden. Er zijn ook nadelen aan verbonden. De bevestigers geleiden warmte, de bevestigers vormen onder de dakbedekking obstakels en bevestigers zijn uitvoeringsgevoelig. In dit artikel een uiteenzetting over de kans op schade aan de dakbedekking als gevolg van mechanische bevestiging van bitumineuze 'warm-dak' systemen.

Dakbedekkingssystemen kunnen mechanisch bevestigd worden op vrijwel alle ondergronden. Wanneer de dakbedekking rechtstreeks wordt aangebracht op de constructieve ondergrond dan staat de afstand tussen dakbedekking en ondergrond vast en zijn het aantal bevestigers, de kwaliteit van de bevestigers en de kwaliteit van de ondergrond bepalend. Mechanische bevestigers leveren relatief weinig problemen op in die systemen. Bij 'warm-dak' systemen zijn vooral de kwaliteit van de tussengelegen isolatie en de kwaliteit van de uitvoering bepalend. In die systemen kunnen mechanische bevestigers wel problemen op leveren.

Te noemen zijn:
o Te zachte isolatie waardoor de bevestigers de dakbedekking van onderuit kunnen perforeren;
o Te zachte isolatie waardoor de bevestigers het oppervlak van het dak vervormen;
o Te ver indraaien van bevestigers waardoor het oppervlak van het dak vervormt;
o Een combinatie van bovenstaande.

Voor de goede orde, er zijn bevestigers met kunststof schachten die bovenstaande problemen niet hebben. De afstand tussen dakbedekking en ondergrond is bij deze bevestigers bepaald door de kunststof schacht. Omdat de uiteindelijke bevestiger vrij beweegt in de schacht is perforatie van onderuit niet mogelijk en vind er ook minder overdracht van warmte plaats. Deze bevestigers hebben als nadeel dat de 'flens' dikker is dan een metalen volgplaat waardoor enige vervorming van het dakoppervlak optreedt. Ook zijn er mechanische bevestigers met metalen volgplaten die niet vrij over de bevestiger kunnen bewegen.

Wanneer isolatie onvoldoende weerstand biedt tegen belastingen, zoals bij belopen, en de isolatie is mechanisch bevestigd dan is de kans op perforatie van de dakbedekking door de bevestigers van onderuit groot. Dit verschijnsel is al veel langer bekend en beschreven.
Bij het bevestigen van te zachte isolatie vervormt de toplaag van de isolatie. Het is in het geval van een te zachte isolatie voor een dakdekker vrijwel ondoenlijk om de bevestigers zo aan te brengen dat de volgplaat in hetzelfde vlak komt te liggen als de toplaag van de isolatie. Indirect bevestigen van de isolatie is heden ten dage het meest voorkomende systeem. Bij tweelaagse bitumineuze systemen de eerste laag vervormd, bij éénlaagse systemen de overlapzone. Bij het aanbrengen van de toplaag volgt de toplaag enigszins de ondergrond en tekent de ondergrond in de toplaag af in de vorm van kleine putjes of dimples. Een nadere beschouwing van de dimples leert dat die niet geheel zonder risico zijn. Een schets ter verduidelijking:


In het eerste stadium volgt de dakbedekking de dimple (A). Er treedt extra vervuiling op in de dimple waardoor kleine spanningen ontstaan in de dakbedekking. De dakbedekking zal daar normaal gesproken tegen kunnen. Na verloop van tijd zal de dakbedekking los komen van de volplaat en er ontstaat een holle ruimte tussen volplaat en dakbedekking (B). Het kan zijn dat bij het aanbrengen van de toplaag deze in het geheel niet vast komt aan de volgplaat en er vanaf het begin sprake is van een holle ruimte. In het geval van een tweelaagse dakbedekking ontstaan aldus een blaas. Wanneer de blazen tijdig gesignaleerd worden nog niet onoverkomelijk. Wanneer de dimple is gelegen onder een naad (C) is het gevolg van loskomen van de volgplaat lekkage (D).
Het mag duidelijk zijn dat bij éénlaagse systemen, waarbij de bevestigers in de overlap worden geplaatst, te diep indraaien van de bevestigers na kortere tijd problemen geeft dan bij tweelaagse systemen. Bij tweelaagse systemen op daken met enige omvang zal de bevestiger altijd ergens onder een overlap liggen. De onderliggende banen hebben namelijk zelden dezelfde overlapping als de topbanen waardoor er altijd een zone ontstaat waarin de bevestigers onder de overlap van de topbaan zijn gelegen. In het geval de onderliggende banen half verspringen, zoals voorgeschreven, liggen de dimples in de meeste gevallen onder de overlap van de topbaan.

De isolatie is bepalend maar evenzeer de dakdekker. Het indraaien van bevestigers gebeurt in de meeste gevallen met een boormachine of parkertol waarbij de dakdekker, krom gebogen, de bevestigers indraait. Bij grote daken uren achtereen. Vrijwel alle dakdekkers draaien de schroeven aan om het gevoel te hebben dat de bevestiger voldoende 'vast' zit. Het te diep indraaien komt daardoor veel voor. Een afslag kan helpen maar alleen bij isolatie die voldoende weerstand biedt. Zelfs dan vervormt de isolatie zei het in lichtere mate.

Het voorkomen van dimples is een gevolg van de materiaalkeuze, de wijze van uitvoeren en afstemming daarvan. Een dakdekker die de gehele dag gebogen moet schroeven is niet echt meer van deze tijd. Evenmin de dakboorschroeven met een loszittend metalen volgplaatje. De dimples in de dakbedekking terugvoeren op uitsluitend de gebrekkige uitvoering is daarom niet terecht. Wel mag van een dakdekker worden verwacht dat hij geen te zachte isolatie verwerkt.


Tot slot moet worden opgemerkt dat bij éénlaagse kunststof dakbedekkingssystemen het probleem van te diep indraaien meest eerder wordt bemerkt. De tot stand te brengen las is lastig uit te voeren bij een ongelijke ondergrond. Indien met een automaat gelast wordt zal er geen volledig gesloten lasnaad tot stand kunnen worden gebracht en is dus lekkage ook hier het gevolg.

ing. A.B. Berlee

T-joint