Zoeken

Roofs 2011-09-10 Wat is het effect van NEN 6050?

In mei 2009 werd de norm NEN 6050 ‘Ontwerpvoorwaarden voor brandveilig werken aan daken’ van kracht. Is het aantal branden dat op het dak ontstaat inderdaad afgenomen?

NEN 6050 stelt regels aan het gebruik van open vuur (de dakbrander) op het dak. Kort gezegd houdt dit in dat bij opgaand gevelwerk, overkragende bouwdelen en hellende daken met schubvormige afwerkingen over een zone van 750 mm geen open vuur mag worden gebruikt. In deze zones dient gebruik gemaakt te worden van de hetelucht föhn of van zelfklevende materialen. Destijds ging een stevige discussie aan de invoering van de norm vooraf en werd de norm pas van kracht nadat via een voornorm ervaring met de nieuwe normering kon worden opgedaan. De diverse dakbedekkingfabrikanten ontwikkelden (zelfklevende) oplossingen waarmee in de bedoelde zones de dakbedekking kan worden aangebracht zonder gebruik van open vuur. Dakdekkers gingen met deze materialen werken. De hele dakenbranche heeft dus in de nieuwe regelgeving geïnvesteerd. Zijn deze investeringen de moeite waard geweest?

Statistieken

De vraag is dus eigenlijk: heeft de invoering van NEN 6050 inderdaad geleid tot minder dakbranden (die zijn veroorzaakt door dakdekkers)? Cijfers hierover zijn niet beschikbaar. Het Verbond van Verzekeraars maakt alleen per kwartaal bekend wat het totaal aantal branden met een schade van 1 miljoen euro of meer is geweest. Dit aantal schommelt al jaren rond de 100 branden per jaar. Ook verenigingen als VEBIDAK en Brandveilig Bouwen Nederland kunnen of willen geen cijfers verstrekken over het aantal dakbranden. De CBS-statistieken van de brandweer geven evenmin een helder beeld van het effect van de norm: de meest recente statistieken die beschikbaar zijn behandelen de cijfers over 2009. Het aantal branden in of aan gebouwen is in dat jaar met 7% gestegen ten opzichte van 2008 (ruim 15.000 branden). Zo’n 8,1% hiervan is veroorzaakt door brandgevaarlijke werkzaamheden (waar dakdekken ook toe wordt gerekend). Dit is een procentuele stijging ten opzichte van voorgaande jaren.

Tegelijk valt op dat nog steeds met enige regelmaat branden in het nieuws komen waarbij de brand op het dak is ontstaan. Het meest recent was dit het geval op 27 juni 2011, toen brand ontstond op het dak van zorgcentrum de Geinsche Hof in Nieuwegein. De bewoners moesten worden geëvacueerd. Ongeveer vijftig mensen moesten naar het ziekenhuis, vijf van hen waren er ernstig aan toe. De oorzaak van deze brand wordt nog onderzocht door de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. Bij het ontstaan van de brand waren dakdekkers op het dak aan het werk.

Schijnveiligheid

Dirk Lahuis van NDA was destijds een uitgesproken tegenstander van de invoering van de NEN 6050. NDA beschikt voor de eigen groep wel over informatie met betrekking tot het aantal brandongevallen. Lahuis stelt dat het onwaarschijnlijk is dat het totaal aantal dakbranden werkelijk zal zijn gedaald. “Zoals de brandweerstatistieken duidelijk maken, wordt maar een zeer klein gedeelte van het totaal aantal branden veroorzaakt door werkzaamheden aan het dak. De NEN 6050 is geen effectief middel om het totaal aantal dakbranden terug te brengen.”

“Brandveiligheid verkrijg je vooral door de juiste materiaal- en systeemkeuze en bewustwording,” vervolgt hij. “Een negatief effect van NEN 6050 is namelijk dat de dakdekker in de veronderstelling is dat hij brandveilig werkt zolang hij volgens deze norm werkt. Dit is niet het geval. Zoals al wel eerder gesteld is het niet zozeer het open vuur dat brandgevaar oplevert, maar warmtebronnen in zijn algemeenheid. Met een föhn kun je net zo goed stof, vogelnestjes of ander brandbaar materiaal aansteken. Bovendien kan een brander van buiten de zone van 750 mm alsnog binnen die zone brand veroorzaken. Met name bij opgaand werk en ventilatieschachten is sprake van een vergroot risico. De dakdekker denkt echter dat het gevaar op brand is uitgesloten zolang hij volgens de norm werkt. De NEN 6050 creëert dus, helaas, schijnveiligheid.”

Daar komt nog bij dat de norm volgens Lahuis een aantal andere ongewenste effecten heeft gehad op het dak. Lahuis: “Sommige zelfklevende materialen zorgen voor een minder goede waterdichte afdichting dan vooraf werd gedacht. Ook zien we dat de ketel weer steeds meer op het dak komt. Men valt terug op methoden die eigenlijk niet meer van deze tijd zijn, alhoewel je er de beste daken mee maakt.” Positief vindt Lahuis zondermeer de ontwikkeling die op gang is gebracht door en vanuit de discussie: “Jammer dat deze ontwikkeling zich niet heeft vertaald in permanente doorontwikkeling en innovatie. Hier ligt nog een grote uitdaging in de sector. Niet door regelgeving of normering, maar vanuit visie.”

Bewustwording

“Het effect van NEN 6050 is groot, er wordt door de meeste dakbedekkingbedrijven nu anders gewerkt,” aldus Albert van den Hout van BDA. “Dakranden worden afgeschermd en bij gevelaansluitingen wordt veel minder met een brander gewerkt. Ik zie het in onze inspectierapporten, de opmerkingen over brandveiliger werken nemen af. Nadat NVN 6050
NEN 6050 werd zijn de meeste bedrijven om gegaan. In 1986 hebben we er voor het eerst  voor gepleit om anders te gaan werken, tevergeefs, eerst met de komst van een norm is iedereen in beweging gekomen. De dakbedekkingssystemen veranderen mee, al zou ik willen dat het allemaal wat sneller zou gaan.”

Van den Hout: “We hebben wat zelfkleven betreft en drogen van ondergronden een slechte zomer achter de rug, dan zie je wat er aan sommige systemen nog verbeterd moet worden
Over het minder worden van dakbranden valt nog niet veel te zeggen, het moet nogal spectaculair zijn, willen die algemeen bekend worden. Brandschadeonderzoek doen wij vaak jaren later als verzekeraars er onderling niet uitkomen. Cijfers over het effect van de norm zijn dan ook niet beschikbaar. Dakdekkers zullen daar ook terughoudend over zijn. Bij de diverse onderzoeken en interviews die wij hebben uitgevoerd is ook gebleken dat de meeste brandjes in de kiem worden gesmoord. Een dakdekker adviseerde me in dit kader eens te meten hoeveel brandblussers er jaarlijks op het dak werden leeggespoten.”

André van den Engel van VEBIDAK sluit zich hierbij aan. “Dakbranden zijn branden die ontstaan op daken,” zegt hij. “Op zichzelf zegt dit niets over de oorzaken en de veroorzakers. Oorzaken zijn vaak minder eenduidig dan ze op het eerste gezicht lijken. En laten we niet vergeten dat niet alle dakbranden (vaak beginnende dakbranden) het nieuws én de verzekeringsmaatschappij halen. Wat bovendien voor de dakenbranche nieuwswaarde heeft, geldt lang niet altijd voor de buitenwereld.”

“Om de vraag goed te kunnen beantwoorden is het nodig om het totale aantal dakbranden te kennen, maar ook alle dakbranden die net op tijd zijn geblust. Bovendien zal duidelijk moeten zijn of het ontstaan van deze dakbranden een verband heeft met de inhoud van NEN 6050. Pas dan is het beeld compleet te maken. En omdat we deze cijfers van vóór NEN 6050 ook niet kennen is een betrouwbare vergelijking onmogelijk te maken,” aldus Van den Engel.

“VEBIDAK is van mening dat NEN 6050 zich al heeft bewezen en zich nog verder zal bewijzen. NEN 6050 heeft inmiddels geleid tot een nog grotere bewustwording van de brandrisico’s bij het werken met open vuur. Behalve bij dakbedekkingsbedrijven geldt dit met name ook bij opdrachtgevers en leveranciers van dakmaterialen en gereedschappen. Dat is pure winst voor onze bedrijfstak!”

“Wij vinden maatregelen om brand op daken tegen te gaan positief,” aldus directeur van DAKMERK David Kemena. “Wel moet één en ander werkzaam blijven. DAKMERK heeft zich daarom toentertijd positief vóór de NEN 6050 uitgesproken. Bij de kwaliteitscontroles die wij, conform ons kwaliteitsprotocol, uitvoeren bij applicatie, wordt dan ook steeds gecontroleerd of de Certificaathouders conform de NEN 6050 werken. Zo niet, dan worden zij hierop geattendeerd. Jammer is natuurlijk dat het praktisch effect van de NEN 6050 niet valt te meten.”

Duidelijk is dus in ieder geval dat het effect van NEN 6050 niet wordt gemeten en men kan zich afvragen op basis waarvan de branche haar eigen maatregelen dan zou moeten evalueren, als een dergelijke evaluatie al plaatsvindt.