Roofs 2013-07-10 De CE-markering van flexibele dakbedekkingmaterialen en dakbevestigers
Marco de Kok schrijft een aantal artikelen over CE-markering. Na het algemene artikel over CE-markering en CE-markering van isolatiematerialen volgt nu een artikel over de CE-markering van flexibele dakbedekkingmaterialen en dakbevestigers.
Marco de Kok
In het vorige artikel over thermische isolatiematerialen heeft u kunnen lezen dat er voor ieder type isolatie een eigen productnorm is geschreven. Nu bestaan er ook veel verschillende typen flexibele dakbanen, zoals SBS gemodificeerde gebitumineerde dakbanen, APP gemodificeerde gebitumineerde dakbanen, dakbanen van EPDM, ECB, PVC, TPO enz. Maar er is niet voor ieder type dakbaan een eigen productnorm geschreven. Men heeft ervoor gekozen om twee productnormen te schrijven, t.w. één voor gewapende bitumen dakbanen (EN 13707) en één voor kunststof en rubber dakbanen (EN 13956).
Naar mijn mening zijn beide normen redelijk geharmoniseerd en op elkaar afgestemd. Dus een opsomming van hiaten tussen de beide normen zoals dat bij de thermische isolatiematerialen het geval was, is in dit geval niet nodig. Het controleniveau, dat bij de diverse thermische isolatiematerialen sterk verschilde, zit bij alle typen dakbedekking op een gelijk niveau, t.w. 2+. Dit houdt onder andere in dat de fabrikant de eenmalige initiële type testen uitvoert en een Notified Body met regelmaat FPC (Factory Production Control) audits uitvoerd. Toch is er een aantal verschillen te noemen tussen beide normen, al zijn die soms goed te verklaren.
Er worden bijvoorbeeld bij de kunststof en rubber dakbanen meer weerstandstesten genoemd. Hierbij gaat het dan bijvoorbeeld over weerstand tegen ozon, of weerstand tegen hagel, of de bestandheid tegen bitumen. Dit zijn eigenschappen die typisch bij de kunststof of rubber dakbanen horen en bij de bitumen dakbanen achterwege gelaten kunnen worden.
Verder worden de overige eigenschappen bijna allemaal op dezelfde wijze bepaald, d.w.z. volgens dezelfde norm. Maar van dezelfde norm zijn dan vaak wel twee delen geschreven, deel 1 voor de bitumen dakbanen en deel 2 voor de kunststof en rubber dakbanen. Tussen die twee delen zitten soms geen, of minimale verschillen. Hierbij moet dan gedacht worden aan de plekken in de dakbaan waar de proefstukken uitgehaald worden, de vorm of afmetingen van het proefstuk of de snelheid waarmee aan een proefstuk getrokken wordt.
Tenslotte is er nog een verschil tussen de bitumen productnorm en de kunststof en rubber productnorm die wel van wezenlijk belang is. Dit verschil heeft te maken met de manier waarop een eigenschap vermeld wordt. Dit kan namelijk op twee manieren, t.w. middels een MLV of een MDV. Een MLV (Manufacturer’s Limiting Value) betekent een waarde waaraan bij beproeving voldaan moet worden. Dit kan zowel een minimale als een maximale waarde zijn. Een MDV (Manufacturer’s Declared Value) is een door de producent gedeclareerde waarde met een bijbehorende tolerantie. Nu is voor veel eigenschappen in de bitumen productnorm de vermelding een MDV, terwijl dat voor dezelfde eigenschap in de kunststof en rubber productnorm een MLV is. Dit is een wezenlijk verschil, want bij een MDV kan een producent zelf een waarde declareren, terwijl bij een MLV er een minimale of maximale waarde bestaat waaraan de resultaten moeten voldoen. De pelsterkte is bijvoorbeeld bij de bitumen dakbanen een MDV, terwijl dit bij kunststof en rubber dakbanen een MLV is. Dit geldt ook voor de treksterkte van de dakbanen. Dit is op zijn minst eigenaardig te noemen.
Tot zover de CE-markering van flexibele dakbanen. Rest mij in dit artikel nog wat te zeggen over de CE-markering van dakbevestigers.
In de CPR (die per 1 juli 2013 van kracht is) staat dat ieder bouwproduct waarvoor een Europese geharmoniseerde norm bestaat CE-gemarkeerd moet worden. Voor thermische isolatie en flexibele dakbanen bestaan dergelijke normen, maar voor dakbevestigers niet. Dit betekent dus dat CE-markering voor dakbevestigers niet verplicht is. Maar er zijn wel dakbevestigers op de markt die CE-gemarkeerd zijn. Hoe kan dat dan, hoor ik u denken. Voor dakbevestigers bestaat geen Europese geharmoniseerde productnorm, maar wel een ETAG (European Technical Approval Guideline), t.w. ETAG 006. Deze richtlijn bevat eisen t.a.v. benodigde testen, controle frequentie interne kwaliteitscontrole e.d. Na het uitvoeren van de benodigde testen wordt dan een ETA (European Technical Approval) afgegeven. In combinatie met een EC-certificaat for Factory Production Control (FPC) die na een positief verlopen audit van de interne kwaliteitscontrole en productieproces door een Notified Body wordt afgegeven, mag de producent dan zijn dakbevestigers CE-markeren. Een producent kan zelf beslissen of hij zijn dakbevestigers volgens deze ETAG CE-markeert of niet, dit is een vrijwillige keuze van de producent. Daarom kan het voorkomen dat dakbevestigers van de ene producent geen CE-markering dragen en dakbevestigers van een andere producent wel. In het kader van de CPR zijn trouwens deze ETAG’s komen te vervallen, al blijven de afgegeven ETA’s wel geldig tot aan het einde van hun geldigheidsperiode. Het is de bedoeling dat de ETAG’s omgeschreven gaan worden in zogenaamde EAD’s (European Assessment Document), maar wanneer dat gaat gebeuren en hoe lang die zal gaan duren is nog niet bekend.
In een volgende editie van Roofs zal ik wat meer toelichting geven over de CPR (die, zoals gezegd, bij uitgave van deze editie van Roofs inmiddels van kracht is) en de implicaties daarvan voor de producent, distributeur, bestekschrijver e.d. Wellicht zijn er dan inmiddels ook al wat reacties vanuit de markt bekend over het functioneren van het ’nieuwe’ CE-markeringsysteem.