
Acht vragen over natuurinclusief bouwen: “De waarde van groen overstijgt alles”
De afgelopen zomer maakte eens te meer duidelijk dat klimaatverandering geen theorie meer is. Steeds meer mensen gaan inzien dat er iets nodig is om de klimaatverandering het hoofd te bieden. Maar hoe ver willen we daarin gaan? Een brede coalitie van partijen vraagt in een petitie de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening om natuurinclusief bouwen als verplichting op te nemen in de nieuwe Omgevingswet. Nico Wissing van NL Greenlabel, één van de initiatiefnemers van de petitie, licht dat standpunt toe.
Nu er plannen zijn om een miljoen nieuwe woningen te bouwen is het van het grootste belang om dat te doen met respect voor de natuur, zeggen de opstellers van de petitie Natuurinclusief bouwen. Een brede coalitie van partijen pleit er in de petitie voor dat natuurinclusief bouwen verplicht wordt in de nieuwe Omgevingswet. Initiatiefnemers van de petitie zijn NL Greenlabel en Ballast Nedam Development. “Het begrip ‘Natuur-inclusief bouwen’ is jaren geleden op ons kantoor ontwikkeld, maar deze petitie is nadrukkelijk een samenwerking met heel veel partijen”, vertelt landschapsontwerper Nico Wissing.
Samen met Lodewijk Hoekstra richtte Wissing in 2010 NL Greenlabel op, een organisatie met als doelstelling om te komen tot een eenduidige norm over duurzaamheid van groen in de leef-omgeving. “Bij NL Greenlabel zeiden we vanaf het begin: als je iets bouwt, laat dat zich dan voegen naar het landschap en niet andersom. Geef ecologie de hoofdrol, zodat de natuur zich kan herstellen en misschien zelfs uitbreiden. Er moet meer balans komen tussen mens en ecologie en dat begint aan de tekentafel. Dáár moet je kiezen voor de juiste materialen en de juiste inpassing in de omgeving, zodat je klimaatbestendig bouwt met respect voor de biodiversiteit.” Als er iemand is die heel erg veel weet over natuurinclusiviteit, is het Nico Wissing. steilDAK legt hem acht kritische vragen voor.
1. In jullie petitie vragen jullie om wetgeving. Waarom nu?
Wissing: “Omdat de regering, de ministeries en de ambte-naren nu zo ver zijn dat ze ervoor openstaan. Toen we twaalf jaar geleden begonnen, waren we roependen in de woestijn. Er zijn nu nog steeds mensen die niet willen zien dat er een zware crisis is, maar de bewustwording wordt groter. Dat maakt de tijd rijp. Het is rijkelijk laat, je zou kunnen zeggen dat het al te laat is en we het tij niet meer kunnen keren. Maar het heeft geen zin om zo te denken. We kunnen met de hele maatschappij onze schouders eronder zetten. We kunnen bomen planten, de omgeving vergroenen, de monocultuur doorbreken, onze gewoontes veranderen. Ook al is het laat, ik kan wel juichen dat er nu eindelijk aandacht voor is.”
2. Is wetgeving de weg ernaartoe, is vrijwilligheid niet beter?
Wissing: “Het zou beter zijn als we het zonder wetgeving konden regelen. Dwang levert weerstand op. Maar het helpt wel. Ambtenaren zeggen soms dat bepaalde dingen niet kunnen omdat ze niet overeenkomen met de regel-geving. We vragen met deze petitie om nieuwe regelgeving. Als je een gebouw laat neerzetten, kan dan de architect of de ambtenaar van de gemeente je erin meenemen om de juiste beslissingen te nemen. Het gaat er niet om om dingen van bovenaf op te leggen, maar om bewustwording te creëren. Zo creëren we een systematiek waarin je aan de slag kunt om het juiste te doen.”
3. Er speelt heel veel in de bouw. Waarom zou natuur-inclusief bouwen voorrang moeten hebben?
Wissing: “Omdat natuurinclusief bouwen heel veel voor-delen biedt. Bijvoorbeeld: op de Floriade zijn prachtige natuurlijke bouwmaterialen te zien, zoals miscanthusgras, lisdodde, algen, hennep en vlas. Deze culturen kan je in Nederland laten groeien. Daardoor kan de agrarische wereld in Nederland economisch voordeel krijgen. Sommige van die gewassen kunnen meer vocht verdragen, waardoor het waterpeil verhoogd zou kunnen worden en we verdroging tegengaan. Ook heb je geen transport nodig om ze hier-naartoe te brengen en ecosystemen aan de andere kant van de wereld worden niet verwoest voor onze producten. Bij natuurinclusief bouwen heb je het niet over een groen dakje, maar over zo bouwen dat je samen werkt aan natuur-herstel. De biodiversiteit kan weer toenemen, men kan zijn eigen voedsel verbouwen en de eigen energie opwekken.”
4. In de petitie wordt gepleit voor drie maatregelen. De eerste: “In elke woning moeten nestelgelegenheden worden gerealiseerd voor gebouwafhankelijke soorten waaronder de huismus, gierzwaluw en vleermuizen”. Hoe verhoudt natuurbehoud zich hier tot ongedierte-bestrijding? Waar ligt de grens tussen wat we wel of niet willen in de bebouwde omgeving?
Wissing: “Natuurlijk wil niemand ongewenst gedierte in huis. Het woord ‘ongedierte’ gebruik ik niet, net zoals er geen ‘onkruid’ bestaat. Wat men ‘onkruid’ noemt, is vaak een prachtige plant. Je houdt gedierte uit huis door het huis netjes afgesloten te bouwen. Maar buitenshuis mag alles rondrennen en -vliegen. We zullen misschien weer moe-ten wennen aan meer dieren rondom het huis. Bewoners vinden dieren rondom het huis te vaak schadelijk en eng. Veel mensen proberen mollen bijvoorbeeld uit hun tuin te houden, terwijl de mol een heel nuttig dier is dat de grond los houdt. Vergeet trouwens niet dat er minder overlast van dieren zal zijn als de natuur weer meer in balans is.”
5. De tweede maatregel: “Alle platte daken dienen dubbel te worden gebruikt, in ieder geval voor zonnepanelen en/of vegetatie.” En de hellende daken?
Wissing: “Die moeten uiteraard ook meer gebruikt worden. Er kan ook op hellende daken heel veel. Ik heb al 27 jaar een groen dak op mijn kantoor met een hellingsgraad van 45°. Men zei dat dat niet kon. Natuurlijk kan dat wel. En water-opslag kan ook op een hellend dak.”
6. De derde maatregel: “Elke woning dient uitzicht te hebben op natuurlijk groen, de openbare ruimte dient voor minimaal 30% uit groen te bestaan en er moet op wandelafstand toegang zijn tot openbaar groen.” Waar halen we die ruimte vandaan?
Wissing: “We kunnen blik en beton vervangen door groen. We kunnen parkeerplekken groen maken. Neem een straat met aan weerszijden een betegeld trottoir van anderhalve meter breed: daar maak je één trottoir van met een wandelpad, de rest kan groen worden. Bij renovatie van een flatgebouw vervang je de appartementen van één woonlaag door een binnen-/buitentuin. Er kan zo veel, maar we doen te weinig.”
7. Is dat niet duur?
Wissing: “Het is van groot belang dat men gaat inzien dat groen waarde vertegenwoordigt. Bij NL Greenlabel werken we er daarom aan om groen te kapitaliseren, door data over hittestress en wateroverlast te verzamelen en te ontsluiten. Groen verhoogt het welzijn en de gezondheid in een woonwijk. De waarde van groen overstijgt alles. Een stadsplein met tegels, riolering en straatmeubilair kost veel geld, terwijl niemand blij wordt van beton.
Als je die tegels vervangt door groen, help je de biodiver-siteit, stroomt hemelwater niet naar het riool, zorg je voor verkoeling en heb je een omgeving gecreëerd waar mensen zich fijn voelen. Denk aan de voordelen van groene daken voor verkoeling, waterbuffering en insecten. De waarde van groen zal steeds duidelijker worden naarmate de temperaturen stijgen. Van groen kan je eten, je kan ervan genieten en er gelukkiger van worden. Wat we natuur-inclusief bouwen noemen, is in wezen biofilie. Je maakt gebruik van de diensten van je ecosysteem: weer, wind, zon, water en bodem bieden talrijke voordelen. Die mogen we gratis gebruiken.”
8. Even concreet naar de dakenbranche. Wat moet men in de dakenbranche morgen anders doen dan nu?
Wissing: “Groene daken zouden vanzelfsprekend moeten zijn. De pakketten voor groendaken zouden integraal uit de fabriek moeten rollen, zodat het helemaal geen keus is of je wel of geen groen op het dak aanbrengt. En dan moet het niet meer gaan om sedumdaken, maar om leefbare, inheemse daken. Kruidenrijke daken. Misschien zelfs eetbare daken, zodat je groente kunt plukken van je eigen dak. Verder moeten materialen minder gericht zijn op schoon blijven. Veel bouwmaterialen zijn zo gemaakt dat mossen er niet makkelijk op groeien. Maar dakbedekkingsmaterialen zouden juist ruimte moeten bieden aan het leven om ons heen. Waar groen groeit, is het koeler.” ●