Zoeken

Reconstructies van historische boerderijen in de Broekpolder

In de Vlaardingse Broekpolder verrijst een archeologisch park. De eerste drie huizen staan er inmiddels. Leo Wolterbeek, die de huizen heeft  gebouwd, licht zijn werkwijze toe: “Alle bouwmaterialen zijn voorhanden in een straal van een paar honderd meter.”

Leo Wolterbeek, eigenaar van Woud en Beek Rondhoutbouw en Boomverzorging, is gespecialiseerd in het bouwen van prehistorische en vroeg-middeleeuwse huizen. De bekendste  werken van zijn hand zijn de prehistorische huizen in Archeon. Nu werkt hij mee aan Masamuda, een educatief archeologisch park dat tot stand komt in de Broekpolder bij Vlaardingen. “In Masamuda bouwen we huizen na die in deze omgeving gestaan hebben en bij archeologische opgravingen gevonden zijn. Van die huizen hebben we over het algemeen weinig behalve het grondplan en de onderste stukken van de palen. Op basis daarvan proberen we te bedenken hoe de huizen eruitgezien kunnen hebben. De mensen zullen hun materialen uit de directe omgeving gehaald hebben, dus we weten over welke bouwmaterialen ze beschikten. We weten ook welk gereedschap ze hadden. Voor de bouw gaan we uit van die informatie en vanaf daar kijken we wat er nodig en wat er mogelijk was.”

Late Steentijd: vuurstenen gereedschap
Zes jaar geleden begon de bouw van Masamuda, waarvan de naam Oudnederlands is voor Maasmonding. Het eerste dat gebouwd werd, was een reconstructie van een huis uit circa 3000 voor Christus, dat in Vlaardingen werd opge-graven. Wolterbeek bouwde het met archeologen van de Universiteit Leiden en vrijwilligers. “Voor de reconstructie werkten we uitsluitend met vuurstenen gereedschap zoals men dat in die tijd had. Dat kostte veel bloed, zweet en  tranen, maar het lukte wel”, vertelt hij. “We keken om ons heen welke bomen geschikt waren voor de palen.  
Op gevorkte palen legden we de nokbalk en zo bouwden we het huis op. We gebruikten daarbij een halfhoutverbin-ding, omdat een pen-gatverbinding met stenen gereed-schap niet voor de hand ligt. Met lindebast werden de palen vastgebonden. Het dak was gedekt met plantaardig materiaal: riet, stro of misschien galigaan.” Voor het gere-construeerde huis is gebruik gemaakt van riet, dat aan-gebracht is volgens de vouwmethode. “Het riet is over de latten heen gevouwen. We weten niet of mensen in de  Late Steentijd dat zo deden, maar het is een erg eenvoudige en doeltreffende manier van rietdekken.”

Rottahuis uit de vroege Middeleeuwen
Aan de andere kant van het Masamuda-terrein staat het Rottahuis: een huis van rond het jaar 1000 waarvan de resten aangetroffen zijn op de plek van de Markthal in Rotterdam. Wolterbeek: “Het huis dat wij gereconstrueerd hebben, is het laatste huis dat daar heeft gestaan in die  periode. In honderd jaar tijd is er zes keer een huis gebouwd op die plek. Een huis ging daar dus maar een jaar of vijftien mee. Wat we willen laten zien is dat het niet belangrijk was of een huis dertig jaar in goede staat bleef. Men vond al het bouwmateriaal in een straal van een paar honderd meter en was daarmee altijd bezig met onderhoud. Dat onderhoud kostte echter relatief weinig tijd.”


Ook van het Rottahuis was alleen het grondplan bekend, vertelt Wolterbeek. “We wisten dus waar de palen stonden en waar ze van gemaakt waren. Voor de palen was essen- en elzenhout gebruikt, inferieur lokaal hout dat binnen vijftien tot twintig jaar volledig doorgerot is. Soms konden ze de palen in de zachte kleigrond slaan, maar dat lukt alleen als de palen van onderen gepunt zijn. Dat was hier niet het geval. Waarschijnlijk groeven ze gaten waar de palen rechtop in konden staan. Omdat deze reconstructie uit de Middeleeuwen komt, konden we gebruik maken van pen-gatverbindingen en hoefden we niet naar gevorkte stammen te zoeken. Ik groef een gat in de grond, plaatste de paal erin en merkte dat het vanaf daar vrij makkelijk gaat: als de palen staan, kan je met twee man de nokbalk over de pen schuiven. We weten niet hoe het dak eruit heeft gezien: we hebben gekeken wat we konden met de palen die een gegeven waren. We hebben hier gekozen voor een zadeldak met riet.” Hoe hoog de wanden waren, is onbe-kend. “De wanden waren van gevlochten wilgen of hazelaar, met daaroverheen klei of leem. Zulke muren waren heel kwetsbaar voor regen. We kunnen daarom aannemen dat de daken een grote dakoverstek hadden om de wanden te beschermen.”

Het Rottahuis is gedekt met herfstriet (waar het blad nog aanzit). “Als je dat luivend plaatst, dus met de pluimen omlaag, is herfstriet heel goed bruikbaar”, zegt Wolterbeek. “We hebben het vastgezet met wilgentenen. Herfstriet gaat veel minder lang mee dan het winterriet dat rietdekkers nu gebruiken. Het grote voordeel is echter dat je veel minder rietstengels nodig hebt om hetzelfde oppervlak te dekken. Aangezien het dak toch geen decennia hoefde mee te gaan, is de levensverwachting van het riet geen grote factor. Moderne rietdekkers zouden het nooit zo doen. Maar het werkt wel.”

Spijkenisseboerderij: 7,5 meter hoog
Naast het Rottahuis staat een veel groter huis uit dezelfde periode, een reconstructie van een boerderij die gevonden  is in Spijkenisse. “Ook hier kenden we het grondplan en plaats van de palen. De gevonden palen hadden een diame-ter van 40-45 centimeter. De hoogte konden we afleiden uit de breedte en het gegeven dat met plantaardig materiaal gedekte daken een hellingshoek van minstens 45 graden moeten hebben. Zo kwamen we op een hoogte van 7,5 meter.  Deze hoogte kan niet in één keer overbrugd worden, omdat boomstammen van die lengte meestal niet recht genoeg zijn. De hoogte is opgebouwd in etappes om de daksporen op meerdere plaatsen te ondersteunen: palen met daarop balken en daarop de volgende palen. Aangezien het een boerderij was, vermoed ik dat er een zolder is geweest voor het hooi en stro.”

“We hebben ook hier voor riet gekozen, maar het kan ook ander materiaal zijn geweest. Vorige keer stond er in steilDAK een artikel over zeegras; dat kan ook gebruikt zijn, als dat  in deze regio voldoende voorhanden was.” De enorme kap van dit huis is niet door Wolterbeek zelf gedekt. “Dit dak is 440 m2, dat ging te ver. We hebben een rietdekker inge-schakeld. Die heeft het heel mooi gedekt. Naar mijn smaak een beetje te netjes, maar een professionele rietdekker kan natuurlijk helemaal niet ‘slordig’ dekken. Ik denk dat het oorspronkelijke dak veel rommeliger was. In de steden was rietdekken waarschijnlijk een beroep, maar hier in het achterland deden mensen het vast zelf.”

De nok
Tegenwoordig beschikken we over nokvorsten, maar dat was duizend jaar geleden anders, vertelt Wolterbeek. “Ook hier geldt: we weten niet hoe het was, dus we proberen dingen uit. Op het Rottahuis hebben we riet in de lengte gelegd en vastgezet met ruiters. Op het Spijkenissehuis hebben we plaggen van 40 x 120 cm vastgezet met houten pennen en met wilgenstaken die we vastnaaiden met wilgenteen. Er zijn allerlei methoden om de nok af te werken. De een werkt beter dan de andere, maar er blijkt heel veel geschikt. Wel moet zo’n nok na een jaar of zeven vervangen worden.”
Zo ontstaat er een archeologisch park waarin de huizen en de natuur van vroeger eeuwen gereconstrueerd worden.  Het duurt nog een paar jaar voor de bouw voltooid zal zijn. Tot die tijd zijn de reeds voltooide huizen elke zondagmiddag  te bezichtigen (adres: Klokbekerpad 1, Vlaardingen). 

Bron: SteilDak

Skytech IsolatieKiwa BDA personeelKiwa BDA infoRoval juni 2023DakenraadrecticelinsulationRockwooltotaal dakconcept

Ook adverteren?

Maak dan gebruik van onderstaand contactformulier. We nemen zo spoedig mogelijk telefonisch contact met u op.

Adverteren