Roofing Holland 1996-10-16 Retoursysteem Bouw- en Sloopafval; geen blauwdruk maar maatwerk
Zoals de titel van dit artikel reeds doet vermoeden blijkt er voor de aanpak van het Bouw- en Sloopafval (BSA) in Nederland geen blauwdruk te liggen, al zijn er partijen en belanghebbenden die anders doen vermoeden. Op de eerste plaats mag men zich afvragen of er anno 1996 nog wel sprake is van een bouw- en sloopafvalprobleem in ons land.
We hebben de afgelopen tien jaren de trein van recycling en- beperkt ook- hergebruik op gang gekregen. De eerste jaren zijn voornamelijk kwantitatieve resultaten behaald, de laatste jaren ook kwalitatieve. Desalniettemin kan in twijfel worden getrokken of we de doelstelling van 90% hergebruik in het jaar 2000 wel zullen halen. Zoals reeds vermeld is in de eerste jaren na het formuleren van deze reductiedoelstelling de aandacht gegaan naar kwantitatieve oplossingen waarbij dan natuurlijk centraal hebben gestaan de 'zware materialen' zoals ondermeer de steenachtige. Hiervoor zijn technische oplossingen op de markt gekomen en is inmiddels een sluitend logistiek systeem in werking. (zie figuur 1 en 2)
Voor wat betreft de ‘lichte materialen’, gezien hun gewicht vaak gedefinieerd als zijnde de kleine deelstromen, zijn veel minder gegevens bekend. Tot op de dag van vandaag circuleren de wildste schattingen omtrent afval/reststromen van bijvoorbeeld het vlak dak en het hellend dak. Nog steeds weet men het onderscheid niet tussen teerproducten en bitumineuze producten, voor het gemak worden ze allemaal ‘teerproducten’ genoemd, en derhalve te vaak en onterecht betiteld als zijnde chemisch/gevaarlijk afval. (zie figuur 3)
Mede door de aandacht voor de 'zware' stromen is er relatief weinig aandacht geweest voor de kleine deelstromen uit het BSA zoals kunststoffen, metalen, ... Een uitzondering hierop vormt bijvoorbeeld PVC, waarbij de producenten vanuit een maatschappelijke discussie gedwongen werden een (grotendeels onterecht) negatief imago te herstellen, en als een van de middelen daartoe de aandacht op retourname en recycling te vestigen. Op het symposium ‘retour afzender’ op 30 mei 1996 is dan ook naar voren gekomen dat de aanpak van de kleine reststromen wezenlijk afwijkt van de aanpak van die van bijvoorbeeld puin.
Reststromen zoals aluminium en vlakglas worden met kwalitatief hoogwaardige technieken en geavanceerde logistiek teruggebracht in de keten, waarbij de kwaliteit van het ingezamelde materiaal nog belangrijker is dan dat bij de harde materialen zoals puin en zand. Voor wat betreft de materialen, ingezet door dakdekkend Nederland geldt dit ook. Echter, recentelijk uitgevoerd onderzoek heeft aangetoond dat het aandeel van het dak op de totale milieubelasting van een gebouw, wel eens zeer beperkt kan zijn. Daarover later in dit artikel meer.
Bouwafval en sloopafval
Bij de beschouwing van de 'problematiek' van het BSA dient een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen bouwafval en sloopafval. Zowel de karakteristieken alsmede ook de verwijderings- en verwerkingstechnieken van beide groepen zijn wezenlijk anders. (zie figuur 4)
Opvallend is het grote aandeel van de utiliteitsbouw in het sloopafval. Dit kan ondermeer worden verklaard door gebruik van 'zware materialen' zoals beton en staal, en de kortere economische levensduur van dit soort van gebouwen ten opzichte van de woningbouw. Een groot knelpunt in de aanpak van het BSA betreffende de kleine deelstromen is het gebrek aan goede deelcijfers van aantallen en zeker ook kwaliteiten ervan. Kunststoffen worden bijvoorbeeld nog steeds op een hoop gegooid.
Daarnaast zijn er door de 'jeugdigheid' van een aantal bouwmaterialen in toepassing nog maar weinig van deze producten in het sloopstadium gekomen. Voor bijvoorbeeld aluminium en vlakglas (dubbel) verwacht men de 'big boom' tussen de jaren 2000 en 2005. Bij de groep kunststof isolatie-producenten heeft men ook relatief weinig ervaring met sloopproducten. Ook daar verwacht men de piek pas na het jaar 2005.
Recycling en hergebruik
Voor de opzet van retoursystemen ten behoeve van hergebruik (direct) en recycling (indirect) moeten een aantal zaken op een rijtje gezet worden alvorens er mee te kunnen starten.
Van belang zijn daarbij:
1. Kwantitatieve aspecten
Hoeveel komt er vrij uit bouwafval en sloopafval?
Van sloopafval weet bijvoorbeeld Unidek nog te weinig; de eerste te renoveren/slopen daken verwacht men na 2005 voor de utiliteitsbouw en na 2010 voor de woningbouw. Voor wat betreft het bouwafval geven de cijfers vanuit een recent uitgevoerd onderzoek het volgende aan (zie figuur 5):
Er blijkt een aanzienlijk verschil te zittten tussen de professionele en de particuliere (weekend-) bouw. Dit kan onder meer verklaard worden door:
- Professionele gebruikers zijn volledig bekend met de te verwerken materialen.
- Profesionele gebruikers kennen het fenomeen van bv. legplannen (optimale vulling van een dak)
- Professionele gebruikers houden in het ontwerp -meer- rekening met standaardmaatvoeringen.
2. Kwalitatieve aspecten
Naast de hoeveelheid is met name bij materialen zoals de kunststoffen, ferro, non-ferro en hout van groot belang de zuiverheid ervan. Voor wat betreft aluminium ligt de kritische grens ver weg; nagenoeg alle aluminium kan wederom ingezet worden. Bij vlakglas zien we het probleem ontstaan van de vervuiling met verfresten en kitresten. Bij verwerking ervan mag bijvoorbeeld de vervuiling met kit niet meer dan 2% bedragen.
Binnen de branchevereniging van producenten van EPS (polystyreen), genaamd Stybenex is een onderzoek gestart naar de inzameling en verwerking van EPS uit bouwtoepassingen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen materialen en producten, en de zuiverheid ervan. Men hanteert daarbij de volgende indeling:
1. zuiver (schoon en wit)
2. licht vervuild (zand)
3. zwaar vervuild (cement, kit, lijmen)
Voorbeeld
Overschotten van afschotplaten en gevel-isolatie zijn in het algemeen zuiver. Een sandwich-dakelement is als materiaal EPS zwaar vervuild (verlijmd met hout, bitumen) maar als product (element) schoon.
Op basis van onderzoek op een aantal bouwlocaties is voorlopig de volgende/voorlopige classificatie gemaakt (zie figuur 6);
Levens cyclus onderzoek (LCA)
In 1993 heeft dakdekkend Nederland de handen ineen geslagen en een gezamenlijk project opgetuigd om de meest gangbare daken, in ons land toegepast, te onderwerpen aan een milieuonderzoek. Dit onderzoek, een Levens Cyclus Analyse (LCA) heeft betrekking op het totale ‘leven’ van een dak, van grondstof tot afval. Begin 1997 zal deze studie, de ‘HLD-studie’ worden afgerond. Op dit moment zijn nog geen conclusies te trekken, echter duidelijk is al wel, dat het aandeel van een dak in de totale constructie van een gebouw, minimaal is, gezien het aspect milieuvervuiling. Veelal zijn de ‘boosdoeners’ onderliggend staal en beton.
Toch zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd, welke dit onderzoek innovatief maakt;
- Reststoffen moeten op een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau in de keten teruggevoerd worden.
- Toepassing van reststoffen dient bij voorkeur te gebeuren binnen de bestaande producten.
- Naast het financiele aspect dient ook recycling en hergebruik milieutechnisch verantwoord te zijn.
- Milieugegevens voortkomende uit LCA’s dienen intern gebruikt te worden voor verbetering van de producten, middels productontwikkeling.
Voor wat betreft uitgangspunt nummer 3 geldt; ME x (RE/HE + VB) < ME x (ELP + ES/EV)
ME= milieueffectRE/HE= recylcing en hergebruikVB= voorbewerking tot recycling en hergebruikELP= eerste leven productieES/EV= effect van storten en verbrandenUiteindelijk is hergebruik en recycling geen doel, maar een middel om te komen tot een structureel lagere milieubelasting.
Het logistiek systeem
Grootste knelpunt bij de opzet en uitvoering van hergebruik en recycling blijkt steeds weer te zijn de logistiek. Veelal maken bouwmaterialen-producenten de fout om zelf de logistiek van retourname in de hand te nemen. Men mag er niet van uit gaan dat voor de retourname hetzelfde logistieke apparaat benut kan worden. Dit gaat alleen op in die gevallen waarbij de leverant van bouwmaterialen feitelijk op de bouwlocatie aflevert, en daartoe een eigen transportsysteem heeft. In Nederland zijn een aantal partijen actief, welke gespecialiseerd zijn in de logistieke afhandeling van het BSA.
Te denken valt daarbij aan;
1. BRBS
2. BABEX
3. BRN (HIBIN)
Veelal zijjn de meningen omtrent inzameling verdeeld. Er wordt gedacht aan haalsystemen, brengsystemen, of een combinatie van beide. Sommigen zien een rol weggelegd voor de bouwmaterialenhandel of het gemeentelijk depot.
Daarnaast speelt ook nog het probleem van de inzamelmiddelen. Moet er bijvoorbeeld voor dakelementen gewerkt worden met een kunststof zak of een container? In alle gevallen dient retourname en verwerking ook financieel lonend te zijn.
In het volgende voorbeeld is getracht de verschillen tussen gescheiden en ongescheiden afvoeren van reststromen in kaart te brengen.
Voorbeeld
Bouwproject van een tiental woningen, vrije sector. Vrijkomende fracties per woning: 10,5 m3 (zie figuur 8).
De problematiek van een blauwdruk
Zoals in bovenstaande reeds duidelijk is geworden, blijkt dat het terugnemen van reststoffen uit bouwtoepassingen geen eenvoudige zaak is. Met name voor de genoemde kleine reststromen zal nog kritisch bekeken moeten worden in hoeverre retourname van deze stromen zowel financieel alsmede ook milieutechnisch verantwoord is.
Voor wat betreft die -vervuilde-fracties, welke in zeer kleine hoeveelheden vrijkomen op de bouw, is thermische recycling wellicht de meest zinvolle optie. Daarnaast blijkt het niet eenvoudig om voor deze fracties een logistiek apparaat op te tuigen. Men mag er van uit gaan dat ook hier het marktmechanisme zijn werk doet.
Tot op heden is voor deze fracties retourname niet of nauwelijks geregeld. Naast de problematiek van de kwantiteit (kleine hoeveelheden) en de kwaliteit (vervuiling) speelt ook een rol de herkomst van de reststromen. Het blijkt onmogelijk en onzinnig te zijn om een algemeen systeem van retourname op te tuigen voor de Nederlandse bouwactiviteiten. Te meer, daar onder deze activiteiten verstaan kan worden het realiseren van het nieuwe Ajax- stadion tot en met de bouw van een tweekapper in Cromvoirt. De bekende kunststof zak bijvoorbeeld werkt perfect voor zachte fracties, maar niet voor harde stukken dakelement. De containerstraat voor gescheiden inzameling is ideaal op bouwlocaties van 100 eensgezinswoningen, maar niet bij de renovatie een stolpboerderij in Noord-Nederland. Kortom, men zal voor elk bouwproject steeds weer de keuze moeten maken in ophaalsysteem (halen of brengen) en inzamelmiddel (zak, container, ...).
Ook de keuze van scheiding aan de bron, en nascheiding, of scheiding achteraf zal per project en per reststroom bekeken dienen te worden.
door: Geert Verlind, Unidek Beheer bv