Roofing Holland 1998-09-24 Afwegingen bij renovatie van shingledak
De bitumineuze shingles die in het verleden zijn toegepast zijn op een bepaald moment dusdanig verouderd dat maatregelen noodzakelijk zijn. Niet zelden wordt daarbij gezocht naar alternatieven en leeft de gedachte 'alles behalve shingles'. Het is in een aantal gevallen heel goed mogelijk en zelfs sterk aan te bevelen om opnieuw shingles aan te brengen. De gedachte daarbij is dat de huidige shingles beter zijn dan de shingles van circa 20 jaar geleden.
Het zoeken naar alternatieven kan door allerlei factoren worden bepaald. Hoewel er zeer zeker bruikbare en ook fraaie oplossingen voor handen zijn, is het echter niet altijd goed mogelijk om deze toe te passen. Het veelal zwaardere gewicht, maar ook aansluitingen, opstandhoogtes en bijzondere dakvormen maakt de toepassing van de alternatieven (en dus ook de licht gewicht-oplossingen) vaak alleen maar mogelijk na zeer ingrijpende en dus kostbare voorzieningen.
Hoewel bitumineuze shingles al vrij lang worden toegepast, is er met name sprake geweest van een min of meer 'bloeiperiode' in de jaren zeventig en begin jaren tachtig.
De toepassing was daarbij met name bij eengezinswoningen, als duurdere vrijstaande woningen. Ook bij utilitaire projecten werden wel shingles toegepast. De mogelijkheid voor de architect om bijzondere dakvormen in zijn ontwerp op te nemen bij de toepassing van bitumineuze shingles, als ook het relatief lage gewicht per vierkante meter waren onder meer debet aan de toepassing van de shingles. In feite argumenten die nog steeds gelden. Door algehele veroudering, maar ook door andere aspecten als ontwerp, detaillering en uitvoering zijn er nogal wat schades opgetreden. Schades die ook voor de eigenaars en gebruikers direct zichtbaar zijn. Hoewel niet algemeen, leeft bij veel mensen het beeld dat shingles inferieur zijn en zoekt men bij de te treffen renovatie maatregelen naar in feite "alles, als het maar geen shingles zijn". Dat doet stellig afbreuk aan de huidige generatie shingles die van onvergelijkbaar betere kwaliteit is, dan die van de shingles van 20 jaar geleden.
Problemen en oplossingen
Na verloop van tijd treden net als bij andere producten verouderingsverschijnselen op. Veelal manifesteren deze zich in de vorm van een plaatselijk niet meer aanwezige schutlaag van leislag, een craquelé welke zich veelal door de deklaag heeft doorgezet tot aan de inlage en een sterk terug gelopen breuk-rek verhouding van de shingle. Ook scheurvorming op zogenaamde spanning plaatsen, zoals bij de overgang van nok naar eventuele wolfseinden, kilgoot-aansluitingen de overgang van de onderlinge overlap naar de bovenliggende rij shingles, enz. spelen daarbij een rol.
Normaal gesproken worden deze verschijnselen door veel mensen wel geaccepteerd. Vanzelfsprekend makkelijker naarmate de termijn waarbij deze optreden langer heeft geduurd.
Echter een aantal andere kenmerkende problemen worden duidelijk minder makkelijk geaccepteerd. Onder meer kunnen worden genoemd: het loslaten van de granulaat/leislag afwerking, soms al binnen acht jaar; het omhoog krullen van de uiteinden van de bitumineuze shingles; plooivorming en scheurvorming, vooral op de plaatsen waar zich de plaatranden van de onderliggende dakplaten bevinden en scheurvorming door thermische schokeffecten; mosgroei, vooral bij de poortjes op met name de dakschilden die niet direct door de zon worden beschenen, maar ook na geruime tijd op de dakschilden die wel min of meer direct door de zon worden beschenen; lekkages niet alleen als gevolg van onjuiste detailleringen of aansluitingen, maar ook als gevolg van een op basis van de dakhelling te laag aangehouden overmaat (onderlinge dekking) en het niet toepassen van waterdichte onderlagen bij geringe dakhellingen; ondanks dat de shingles van oudsher zijn voorzien van zogenaamde kleefpunten een niet tot stand gekomen onderlinge verkleving, waardoor shingles los komen, of anderszins opwaaien. Zelfs vrij grote stormschades zijn hiervan bekend, zeker als ook het bevestigingspatroon niet conform de richtlijnen is uitgevoerd; oneffenheden in de ondergrond tekenen zich meestal duidelijk herkenbaar af; corrosie-problemen door het niet toepassen van geëigende bevestigingsmiddelen met niet alleen het gevolg van het opwaaien, maar ook van het uiteindelijk optreden van lekkages.
Esthetisch
Een aantal van de vorengenoemde aspecten zijn vooral esthetisch en hebben niets met waterdichtheid, of specifiek andere problemen te maken. Echter omdat hellende daken vrijwel altijd zichtdaken zijn, is het esthetisch aspect niet weg te denken in de uiteindelijke keuze overwegingen van de opdrachtgever.
Het loslaten van de granulaat-, of leislag afwerking is een productietechnische aangelegenheid en derhalve een kwaliteitsaspect. Op grond van de huidige productietechnieken is het goed mogelijk om de hechting van de leislag op basis van genormeerde uitgangspunten te controleren en derhalve te garanderen. Het is wel van belang bij de keuze van de shingles op dit aspect navraag te doen en garanties te verlangen.
Het omhoog krullen van de uiteinden van de bitumineuze shingles treedt met name op door de invloed van vocht. De oudere shingles met wolvilt waren hier met name gevoelig voor. Ook het verlies aan bitumen materiaal aan de bovenzijde van de shingle kan resulteren in dit aspect. Vooral door de huidige productietechnieken, waarbij het ook mogelijk is om gemodificeerde bitumen (meestal APP-gemodificeerde bitumen) toe te passen mag van de nieuwe generatie shingles worden verwacht dat hier minder snel problemen mee zijn te verwachten. Het is overigens is dat verband van belang om met name te kiezen voor de wat zwaardere shinglegewichten. Als voorbeeld een shinglegewicht van 18 kg/m2 is daarin gunstiger dan een shinglegewicht van 11,7 kg/m2.
Voor wat betreft de bitumineuze shingles geldt dat er (nog) geen beoordelingsrichtlijn is in Nederland. Dat betekent dat nadere beoordeling, of aan bepaalde kwaliteitsuitgangspunten wordt voldaan in feite niet goed mogelijk is. Daar staat tegenover dat veel van de in Nederland toegepaste shingles worden geïmporteerd vanuit de Verenigde Staten van Amerika en dat daar wel een toetsing kan plaatsvinden vanuit een tweetal beoordelingsrichtlijnen, te weten ASTM en UL.
Plooi- en scheurvorming
Plooi- en scheurvorming ter plaatse van met name de plaatranden zijn veelal het gevolg van het gegeven dat de door de grootte van dakplaten, zowel triplex, als spaanplaat, maar ook bij geïsoleerde dakplaten sprake is van lengteveranderingen van de dakplaten. Lengteveranderingen kunnen ontstaan door een wisselend vochtgehalte van de dakplaten en door thermische werking van de dakplaten. Als de dakplaten niet bij alle plaatranden dragend zijn opgelegd en bovendien de plaatnaden niet zijn afgeplakt met een siliconentape, of anderszins van een anti-kleefmiddel zijn voorzien (als voorbeeld klei-emulsie) zullen de bitumineuze shingles welke over de plaatranden heen zijn aangebracht de lengteveranderingen van de dakplaten moeten opnemen. Plooivorming (bij uitzetting) en scheurvorming (bij krimp) zijn dan een logisch gevolg. In feite is het een ongunstige situatie om shingles op geïsoleerde dakplaten toe te passen. Het voorkomen van het euvel ligt in feite in het treffen van maatregel ten aanzien van de oorzaak, zoals vorengenoemd aangegeven.
Vooral bij de dakschilden welke minder door de zon worden beschenen kan mosgroei optreden. Dit is met name het geval als de shingles vocht weten vast te houden, als voorbeelden de shingles met wolvilt inlage, maar ook oudere shingles met een glasvlies inlage laten dit verschijnsel zien. De mogelijkheid bestaat om de mosgroei belangrijk te beperken door vanuit het fabricageproces stoffen aan het granulaat toe te voegen. Het is eventueel ook mogelijk de shingles met een spray te bespuiten als het dakvlak gereed is, maar deze handeling moet om de circa drie jaar worden herhaald. Een structurele oplossing in de zin van de toevoeging tijdens het productieproces is daarbij aan te bevelen.
Lekkages als gevolg van onjuiste detailleringen of aansluitingen hebben zowel met ontwerp, als met uitvoering te maken. Veelal hebben leveranciers fabrikanten bepaalde standaardoplossingen. Moet daarvan worden afgeweken dan is het denken in waterkerende aansluitingen van groot belang. Voor wat betreft de aan te houden overmaat (onderlinge overlap van tweede bovenliggende rij op de aangebrachte shinglestrook), of ook wel de zichtmaat (zichtbare deel tot de volgende rij shingles) geldt dat vanzelfsprekende de voorschriften van de leveranciers gelden, maar het verdient in algemene zin aanbeveling de overmaat niet de klein en de zichtmaat niet te groot te kiezen. Hoewel strikt genomen vaak vanaf bepaalde dakhellingen pas behoeft te worden gewerkt met een zogenaamde onderlaag verdient het in algemene zin sterk aanbeveling om een dergelijke waterkerende onderlaag toe te passen. Als voorbeeld banen gebitumineerde polyestermat welke dakpansgewijs worden aangebracht.
Laag verwerkingspunt
Bitumineuze shingles zijn voorzien van kleefpunten met een laag verwerkingspunt (maximaal ca. 60º. Normaliter zou door zonnewarmte uiteindelijk een spontane onderlinge verkleving plaatsvinden van de shingles onderling. Het verdient echter zeker bij koude weersomstandigheden en steile dakhellingen aanbeveling om met een kleine brander of föhn de kleefpunten te verweken. Met het oog op beschadigen van de shingles (zowel thermisch, als mechanisch) verdient de föhn de voorkeur.
Door de vlakke afwerking van een dakschild met shingles en het gegeven dat sprake is van zichtdaken zullen oneffenheden in de ondergrond zich duidelijk aftekenen. Extra strenge eisen ten aanzien van de vlakheid zijn derhalve van belang. Het ondersteunen van alle plaatranden van de onderconstructie zijn in dat verband geen zinloze maatregelen te noemen.
Corrosieproblemen met bevestigingsmiddelen behoeven niet voor te komen. In de brochure Richtlijnen en aanbevolen constructies voor de uitvoering van bitumineuze shinglebedekkingen van de brancheorganisatie Vebidak wordt aangegeven welke bevestigingsmiddel voor welke ondergrond geschikt is. Aluminium en koperen leinagels zijn vrijwel altijd toepasbaar.
Uit het vorengenoemde blijkt dat veel problemen in de huidige situatie zijn te voorkomen door een juiste uitvoering en detaillering met de thans veel betere materialen.
Zinvol
In bepaalde situaties kan het zinvol zijn om inderdaad naar een andere waterkerende dakafwerking om te zien. Dat wil zeggen als voorbeeld de toepassing van lichtgewicht metalen pannen over het verouderde shingledak heen. Echter aansluitingen met dakopstanden, te denken valt aan de opstandhoogte van de onderdorpels van dakkapelkozijnen, maar ook de uitvoering van de dakkapellen en andere details kunnen problemen opleveren bij een forse 'opdikking' van het dakpakket.
Vanuit praktische overwegingen is het dan ook mogelijk om nieuwe shingles aan te brengen over de bestaande verouderde shingles. Is er sprake van relatief veel oneffenheden en is dus niet meer sprake van een vlak dakvlak, dan kan het in een aantal situaties van belang zijn de shingles zoveel mogelijk weg te steken (bij shingles met wolvilt inlage in feite de enige mogelijkheid) en vervolgens na aanbrengen van een noodlaag cq. onderlaag van gebitumineerde polyestermat, de nieuwe shingleafwerking aan te brengen. De uitvoering dient daarbij te gebeuren volgens de richtlijnen en voorschriften van de leverancier.
door: Ing. R. ter Stege