Zoeken

Roofs 2000-06-44 Europese richtlijn stevent af op verbod van ladders

In de afgelopen maanden is er nogal wat commotie geweest over de wijziging van de Europese Richtlijn 89/655 betreffende 'Minimum voorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de bouwplaats'. Kort gezegd zal de richtlijn in het ergste geval de ladders en trappen als werkplek in de toekomst verbieden. Vooralsnog is Nederland het enige lidstaat dat in verzet komt.

Gebruikers van klimmaterialen - en daartoe behoort vrijwel elke werknemer in de bouwsector toe- zagen het spookbeeld van dure, vervangende investeringen voor zich. Met name de branchevereniging voor steigerbouwers, de VSB, heeft in de media een bij de autoriteiten blijk gegeven van haar ongenoegen en bezorgdheid. Een speciale commissie van de VSB, sectie Hoogwerk, heeft zich intensief bezig gehouden met de mogelijke betekenis van de wijziging van de Europese richtlijn 89/655. Inmiddels is de commissie samen met andere betrokken Nederlandse brancheorganisaties op het niveau van de werkgeversorganisatie VNO-NCW in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken. In dit kader is door VNO-NCW een werkgroep in het leven geroepen met de welluidende naam 'Werkgroep Ladder en Steigers'. Naast de VSB, die de voorzitters- en secretariaatsfunctie vervult, zijn er onder meer bij betrokken de FOSAG, OSB, UNETO, VNI, AVBB, FME-CWM en uiteraard VNO-NCW. Hierdoor zijn met name de branches gemobiliseerd die de ladder in het dagelijkse werk zorgvuldig gebruiken als werkplek.

Twee wegen

Er zijn twee wegen denkbaar om positieve invloed uit te oefen op eventuele toekomstige wet- en regelgeving. De eerste is verzet bij de Europese Commissie in Brussel waar de totstandkoming van de richtlijn plaats vindt, een proces dat uiteindelijk uitmondt in de letterlijke invoering van de EG-richtlijn in het Nederlandse Arbo-besluit.
Inmiddels blijkt dat Nederland als enige lidstaat gekant is tegen een mogelijk verbod op het gebruik van de ladder op de werkplek. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te wijzen. Allereerst onderkent niemand van de andere lidstaten de uitwerking van de richtlijn wel te kunnen 'regelen' met de eigen overheid. Verder blijken de handhavingpraktijken in de lidstaten sterk van elkaar te verschillen. Tenslotte is er de omstandigheid dat het een typisch Nederlandse verschijnsel is, dat ramen naar buiten toe geopend worden. Een eventueel reclameren in het Europese traject kan mogelijk averechts uitwerken en is niet de eerste keuze van de werkgroep.
De tweede weg om te komen tot een praktisch uitvoerbare wet- en regelgeving is de dialoog met ministerie van Sociale Zaken en werkgelegenheid. In dit kader heeft onlangs overleg plaatsgevonden met de ambtenaren van het ministerie en van de Arbeidsinspectie. Dit heeft geleid tot het inzicht dat na het gereedkomen van de Europese richtlijn, na de invoering ervan in het Nederlandse Arbo-besluit, de branches direct betrokken zullen worden bij de vertaling naar praktisch uitvoerbare regelgeving en handhaving. De stelregel van het ministerie is dat de ladder ook al op grond van huidige opvattingen van het ministerie beschouwd wordt als een werkplek die niet de voorkeur verdient. Voor als nog concludeert men pas op grond van een Risico-Inventarisatie een Evaluatie (RIE) besloten kan worden tot het gebruik van de ladder. Met andere woorden; de ladder kan pas worden gebruikt als er dringende redenen zijn om geen ander arbeidsmiddel te gebruiken.
Voor de voorzitter van de werkgroep, ing. Hans van Leeuwen, zijn deze conclusies voorlopig voldoende "Alle andere partijen onderstrepen de belangrijkheid van veiligheid in de bouw. We zullen al het mogelijke doen om daaraan bij te dragen," stelt Van Leeuwen. "Echter indien daar dan zo nodig wet- en regelgeving voor moet komen, dient die wel werkbaar te zijn. Ik denk dat die garantie er nu is, omdat de ladder gebruikt mag worden wanneer het niet anders kan en dat is heel iets anders dan de ladder verbieden".