Roofs 2000-09-03 Schijnzekerheid
Vaak krijgen wij de vraag voorgelegd een bouwfysische berekening te maken voor een dak. Feitelijk wordt de warmteweerstand gevraagd, de kans op inwendige condensatie en de noodzaak van een dampremmende laag. Meestal vraag ik of de aanvrager niet in het bezit is van een van de bekende programma's.
Evenzovaak is dat het geval maar ... dus nog maar eens een berekening. Ik reken ook met een programma alleen de exacte uitkomsten interesseren me niet zo. Ze kloppen namelijk niet. Het zijn indicaties. Wie beweert tot 2 decimalen achter de komma uit te kunnen rekenen hoeveel condensatie er ontstaat 1 cm onder het oppervlakte van de isolatieplaat in de maand november, die liegt dat ie barst. Het is de uitkomst van een berekening en geen weerslag van de praktijk.
Ik wil aan de hand van windbelastingsberekeningen een en ander verduidelijken. Het programma voor windbelasting, is gebaseerd op NEN normen. NEN normen zijn afspraken die in samenspraak met belanghebbenden in Nederland tot stand zijn gekomen. Net als BRL's op basis waarvan certificaten en attesten worden afgegeven. Aan de hand van modellen en wijze mannen wordt een en ander in formules en formuleringen vastgelegd zodat constructies of materialen doorgerekend kunnen worden en er dus een toetsing plaats kan hebben. Die formules die kun je prima in een computerprogrammaatje doen om te kijken of aan de tot stand gekomen NEN norm wordt voldaan.
Da's heel mooi want daarmee is er sprake van gecontroleerde en inzichtelijke regelgeving waar het de techniek aangaat.
Alleen.. dat geldt dan wel voor de mensen die voldoende ingevoerd zijn in de materie. Met dat alle gegevens in een computerprogramma worden gezet kan iedereen uitrekenen en ook nog eens aantonen of er voldoende schroeven zijn gebruikt, of voldoende ballast. Tot op de honderdste nauwkeurig en dan moet het toch wel kloppen niet? Ja en nee. Als gezegd worden normen opgesteld aan de hand van bestaande inzichten en modellen. Ze worden ook nog als een bijgesteld dus zaligmakend zijn ze zeker niet. In de praktijk zijn meer zaken van invloed dan in modellen en proefopstellingen is vast te leggen.
Wie na berekening de windlast vertaalt naar het aantal schroeven deelt de berekende belasting door het aantal schroeven wat benodigd is. Hoe hoger de weerstand per schroef, hoe minder schroeven. Logisch toch. De uitkomst klopt altijd omdat de (beperkte) invoer van gegevens is afgestemd op de berekening die het programma kan maken. Niet de berekening die het mogelijk moet maken. Daarvoor moet je het gebouw in z'n geheel voor in gedachten nemen en niet de dakjes afzonderlijk. Met de bouwfysische programma's is het verschil met de praktijk nog groter. Ventilatie bijvoorbeeld laat zich niet in een modelletje stoppen. De bestaande gangbare programma's kennen geen uitstralingseffecten laat staan drogings- en absorbtieeffecten.
De programma's berekenen vocht dat van binnen naar buiten gaat en uitsluitend via geleiding. Dat komt omdat er geen formules zijn die, algemeen toepasbaar, in hetzelfde programma kunnen worden gestopt. We weten dat vochtige isolatie minder isoleert dan droge isolatie. Kun je meten. Dus een dampremmende laag loont in de zin van warmteweerstand vrijwel altijd. Komt bovendien de werkwijze ten goede en daarmee de uitvoering. Waarom haal ik dit alles nu aan?
Welnu bijna 10 jaar geleden is er een initiatief genomen door uitvoerende bedrijven te weten SECI, beter bekend als Dakmerk. Een van de aandachtspunten was dat constructies als beschreven in attesten van leveranciers ook uitvoerbaar moeten zijn. Een sterk argument want modellen en proefopstellingen stemmen niet overeen met de praktijk op het dak. De BRL 4702 werd opgesteld waarin het een en ander is vastgelegd. Die BRL is nu bijgesteld en de technische specificaties zijn afgezonderd in een vakrichtlijn. Wat lees ik in de aankondiging van die nieuwe vakrichtlijn, let op:
"Als aangetoont kan worden door middel van een berekening dat een dampremmende laag achterwege kan blijven dan kan dat". Ik ken de opstellers van de vakrichtlijn niet maar erg consistent zijn ze niet. Aan de ene kant verwerpen ze constructies die door aanbieders op basis van laboratoriumtesten en modellen aantoonbaar voldoen aan de normen. Aan de andere kant omarmen ze een beperkte methode die in een computerprogramma is gestopt. Niet het gezonde verstand prevaleert hier maar schijnzekerheid.
door: Ton Berlee