Roofs 2001-06-06 Gevelonderhoud en het dak
Gevelonderhoud en Arbobesluit
Het Arbobesluit afdeling Bouwplaatsen verplicht opdrachtgevers bij het ontwerp van gebouwen algemene arbo-uitgangspunten te laten hanteren. Deze arbo-uitgangspunten hebben zowel betrekking op de realisatiefase als de beheerfase van het project. Zo moeten voorzieningen worden aangebracht of zijn maatregelen bepaald om het reinigen, inspecteren en onderhouden van onder andere gevels en daken veilig te kunnen uitvoeren. In het ‘Convenant Gevelonderhoud’, met ingang van 1999 opvolger van het Convenant Arbeidsomstandigheden Glazenwasserbranche, is een veiligheidsregime vastgesteld voor het reinigen van gevels en (delen) van daken. Het Convenant heeft zowel betrekking op bestaande als nieuwe gebouwen. Gebouwen waarvoor de aanvraag voor een bouwvergunning op of na 10 augustus 1999 is ingediend, worden in het Convenant beschouwd als nieuwe gebouwen. Alle andere gebouwen worden beschouwd als bestaande gebouwen.
Gebouweigenaren zijn bij het eerstvolgende groot onderhoud aan de gevel verplicht voorzieningen te treffen zoals het aanbrengen van een gondelinstallatie en permanente hangladders alsmede het mogelijk maken van ramen lappen door middel van hoogwerkers. Voor woongebouwen (met een vereniging van eigenaren) geldt dat de aanpassingen verricht moeten worden bij het eerste groot onderhoud vanaf 1 januari 2002. Ook bij deze gebouwen moet dit uiterlijk op 1 januari 2013 gebeurd zijn.
Het convenant is ondertekend door de Algemene Werkgevers Organisatie Glazenwassersbedrijven (AWOG), de Ondernemersorganisatie Schoonmaak- & Bedrijfsdiensten (OSB), de Raad voor Onroerende Zaken, de Aedes Vereniging van Woningcorporaties, de Vereniging Eigen Huis en staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het aantal betrokken partijen is uitgebreid met organisaties van gebouweigenaren en -beheerders. Het nieuwe convenant biedt meer mogelijkheden voor de technische ontwikkeling van nieuwe, veilige werkmethoden en beschrijft duidelijk de verschillende verantwoordelijkheden van alle betrokkenen.
Aanpassingen zijn alleen nodig bij gebouwen waarvan de ramen niet met een ladder gewassen kunnen worden. In het convenant is onder meer opgenomen dat ramen tot een hoogte van 10 meter vanaf een staande ladder mogen worden gewassen. Bij gebouwen die nog niet zijn uitgerust met voorzieningen als permanente hangladders en gondelinstallaties en bij gebouwen waar deze aanpassingen niet mogelijk zijn, mag gewerkt worden met ladders van maximaal 12,25 meter hoogte. Zijn de voorgeschreven aanpassingen niet mogelijk (bijvoorbeeld bij monumenten), of nog niet doorgevoerd, dan kan de door de glazenwassersbranche zelf ingestelde toetsingscommissie toestemming geven voor andere veilige werkmethoden, zoals bijvoorbeeld het gebruik van een zogenoemde ‘safe-sit’ en van ‘verplaatsbare werkbordessen’.
Railtrajecten
Railtrajecten zijn er momenteel in twee varianten. Het ene systeem wordt met behulp van hulpconstructies direct aan de betonnen of stalen dak- en draagconstructie bevestigd. Hierbij wordt het railtraject op poeren gezet. Bij dit systeem is er vrijheid bij de keuze van het dakisolatiesysteem. In principe kan hier zowel een omgekeerd dak als een warmdakconstructie worden aangebracht. De eisen met betrekking tot de isolatie beperken zich tot de mate van begaanbaarheid. In dit geval is het dak begaanbaar voor voetgangers en geschikt voor frequent onderhoud aan het dak en aan de installaties op het dak. De toe te passen isolatie dient dan minimaal aan begaanbaarheidsklasse C te voldoen. Het dakbedekkingsysteem wordt plaatselijk beschermd door tegels. Verder ligt de nadruk bij dit systeem met name op het waterdicht inwerken van de dakbedekking bij alle ondersteuningen
Systeem betreft het railtraject dat vrij kan worden opgelegd. Hierbij worden de rails op betonnen balken (h.o.h. circa 3,0 m) gemonteerd en los op de dakconstructie gezet. Bij vrij opgelegde railtrajecten moet het dakisolatiesysteem wel de belasting van de railconstructie en de dakwagen met het contragewicht kunnen dragen, zonder dat er sprake is van indrukking. Ook horizontale bewegingen van het railtraject als gevolg van het verplaatsen van de dakwagen dienen door de dakconstructie te worden opgenomen.
Eisen dakbedekkingsysteem
Bij een vrij opgelegd railtraject worden de betonnen liggers rechtstreeks op de dakbedekking of in geval van een omgekeerd dak, op de isolatie geplaatst. Eventueel wordt een rubbergranulaatmat als drukverdeling/bescherming tussengevoegd. Bij deze toepassing bepaald de druksterkte van het isolatiemateriaal de prestatie van het dakbedekkingsysteem. Het gewicht van de betonnen liggers en het railtraject kunnen de meeste isolatiematerialen wel aan. Vanzelfsprekend gaat het om de druksterkte van het isolatiemateriaal ter plaatse van de dakwagen. De dakwagen is voorzien van een contragewicht en inclusief bemanning weegt zo’n dakwagen al gauw circa 1500 kg. De leveranciers van de gevelonderhoudsinstallaties eisen een stabiele ondergrond die op lange termijn geen blijvende indrukking heeft.
Plooivorming
Door het verplaatsen van de dakwagen tijdens het gevelonderhoud wordt het dakbedekkingsysteem ook in horizontale richting belast. Met name tijdens het starten en stoppen van de dakwagen wordt de dakbedekking belast. Indien de dakbedekking los op de drukvaste isolatie is aangebracht bestaat de mogelijkheid dat de dakbedekking over de isolatie gaat schuiven. Tussen de betonnen liggers ontstaat dan plooivorming die op langere termijn kan leiden tot lekkage ter plaatse van overlappen in de dakbedekking en details. De voorkeur gaat dan ook uit naar een systeem waarbij de isolatie en de dakbedekking volledig op de ondergrond en met elkaar zijn verkleefd.
Foamglas Kompaktdak onder vrij opgelegd railtraject.
Het Foamglas Kompaktdak wordt steeds vaker als ondergrond voor gevelonderhoudsinstallatie toegepast. Deze isolatie is uitermate drukvast zonder indrukking (druksterkte afhankelijk van het type 50 tot 160 ton/m2). Hierdoor is naast de hoge toelaatbare belasting tijdens het gebruik van de installatie een stabiele ondersteuning van de dakwagen. De compacte dakopbouw biedt extra veiligheid bij onverhoopte beschadiging van de dakbedekking. Vocht kan zich niet in, tussen of onder de volledig verkleefde dakbedekking en isolatie verspreiden. Indien geen afschot in de onderconstructie mogelijk is kunnen de Foamglas isolatieplaten als afschotplaten worden geleverd.
In de praktijk wordt het Foamglas Kompaktdaksysteem in combinatie met een gevelonderhoudsinstallatie langs de dakranden over een breedte van circa 2,5 meter toegepast. De eisen over de rest van het dakvlak zijn vaak minder. Hier kan dan warmdak constructie worden aangebracht, waarbij de dampremmende laag op de dampdichte Foamglasisolatie moet worden aangesloten. De keuze voor een losliggend of mechanisch bevestigd systeem is afhankelijk van de ondergrond, hoogte en eventueel andere eisen met betrekking tot gebruik van het dak.
Foamglas Kompaktdak
Bij het Foamglas Kompaktdaksysteem worden de water- en waterdampdichte Foamglas isolatieplaten volledig onderling en op de ondergrond verkleefd met warm bitumen. Ook de dakbedekking wordt volledig op de isolatie verkleefd. Inwendige condensatie of vochttransport in het isolatiesysteem zijn door deze compacte dakopbouw uitgesloten. De isolatiewaarde blijft constant gedurende de levensduur van het gebouw.
Conclusie
Door het nieuwe Arbobesluit zal in eerste instantie de ontwerper rekening moeten houden met installaties op het dak. Afhankelijk van het type onderhoudsinstallatie worden verschillende eisen aan het dakbedekkingsysteem gesteld. De bestaande gebouwen die nog geen voorzieningen voor gevelonderhoud hebben, dienen voor het jaar 2013 aan het Arbobesluit te voldoen. Hierbij zal met name de dakdekker een adviserende rol spelen bij de keuze van het dakbedekkingsysteem.