Roofs 2002-11-14 Branche moet eigen verantwoordelijkheid nemen
Verzekeraars, brandweerlieden, universitaire docenten en schade-experts: dit gevarieerde gezelschap had zich op 26 november 2002 verzameld in het Aluminiumcentrum in Houten voor de studiemiddag 'Brandveilige (en stormvaste) daken.' Een drietal deskundigen zou deze middag spreken over het thema: ir. J. Sterk van het Nationaal Centrum voor Preventie, ir. C. Hamans van Rockwool Benelux bv en ing. J. P. Nijkamp van Saint-Gobain Isover Benelux bv. De eisen omtrent brandveiligheid kwamen ruimschoots aan de orde, als ook een inventarisatie van brandbare en onbrandbare materialen. 'Mocht u mijn verhaal te commercieel vinden, kijkt u daar dan doorheen en oordeel vooral zelf,' vatte C. Hamans van Rockwool de middag samen. De dag werd gevuld met praktische tips met betrekking tot brandveilige en stormvaste daken.
Edwin Fagel
Het Aluminiumcentrum in Houten is gebouwd op een groot aantal aluminium palen, die in het water staan. C. Hamans van Rockwool begon zijn betoog met een grapje. 'Waarom is dit prachtige gebouw boven het water gebouwd? Dat zal toch niet zijn vanwege de brandveiligheid?' Men kon de theorie dus direct vergelijken met de praktijk. Het onderwerp 'brandveiligheid' betekent immers een lange lijst voorwaarden en eisen waar een gebouw, materialen en de constructie, aan zou moeten voldoen. Niet alleen de dakdekker dient zo brandveilig mogelijk te werken. De sprekers behandelden de specifieke eisen voor het dak, zoals die zijn geformuleerd in het Bouwbesluit, en de mogelijkheden van verbetering van de huidige situatie.
Materiaal
Als we het hebben over de brandveiligheid van een gebouw, is het van belang te kijken van welk materiaal een gebouw is gemaakt, en hoe het is samengesteld uit de verschillende materialen. Het Bouwbesluit stelt geen of nagenoeg geen eisen aan materialen of producten, maar wel aan het gebouw en de bouwdelen als gevels en daken. 'Het kan de overheid niets schelen van welk materiaal een dak is gemaakt, al bouw je een huis van peperkoek,' riep Hamans halverwege de middag uit. 'Als je de prestaties maar toetst aan de bouwregelgeving. Met het Bouwbesluit worden prestatie-eisen geformuleerd waarmee uiteindelijk vragen ten aanzien van de brandweerstand beantwoord worden en die gebaseerd zijn op uitgangspunten als: hoe komen mensen veilig naar buiten, hoe voorkom je dat de brand zich uitbreidt?' Arbo-omstandigheden en bouwverordening stellen andersoortige eisen: die liggen bijvoorbeeld bij de uitvoering van werkzaamheden. De dakenbranche moet op het gebied van brandveiligheid dus ook een eigen verantwoordelijkheid nemen.
De voorschriften in het Bouwbesluit, zo zette Sterk uiteen, zijn nogal ruim. Het heeft vooral betrekking op de vluchtroute: die moet rookvrij, en tenminste 30 minuten bruikbaar zijn. Ook de uitbreiding van brand dient zoveel mogelijk, eventueel door middel van compartimentering, beperkt te worden. Er is een voorbeeld bekend van een restaurant met een rieten dak: door zogenaamd vliegvuur (rondvliegende vonken) vloog het dak van een 500 meter verderop gelegen boerderij ook in de brand - het hele pand brandde af. NEN 6063 stelt naar aanleiding van de 'vliegvuurproef' beperkingen aan het dak. Een dak mag, enkele uitzonderingen daargelaten, niet brandgevaarlijk zijn, zo stelt artikel 2.85. De uitzonderingen moeten ver van elkaar geplaatst worden, zodat ze elkaar niet via vliegvuur in brand kunnen steken.
Artikel 2.91 van het huidige Bouwbesluit stelt: 'Een te bouwen bouwwerk is zodanig, dat brand zich niet snel kan ontwikkelen.' Dat heeft gevolgen voor de materiaalkeuze van de dakbedekking en de isolatie. De productprestaties van het materiaal worden sinds kort in Europees verband geformuleerd, met behulp van EN 13501-1. Deze Europese norm onderscheidt de materialen in de categorieën A1 (niet brandbaar) tot F (zeer brandbaar, of niet bepaald). De materialen zijn bovendien getest op rookontwikkeling en de vorming van brandende druppels. Onder de onbrandbare materialen vallen onder andere steenwol, perliet board en cellulair glas; PF-resolschuim brandt wel, maar is moeilijk te ontsteken. Brandbaar zijn ook materialen als EPS, PUR/PIR of XPS. 'Bitumen bestaat voor een groot deel uit olie, dus ook dat kan branden. Je moet je dus goed realiseren welke risico's je wilt nemen met een dakconstructie. Risico's die hun prijs hebben,' waarschuwde Hamans.
In tegenstelling tot de overheid, stellen verzekeringsmaatschappijen wel degelijk eisen aan de materiaalkeuze van een gebouw. Een houten dak is brandgevaarlijker, het zou dus voor de hand moeten liggen dat de premies daarvan hoger liggen omdat de risico's hoger liggen. Bij beton of staal verspreidt brand zich, in het geval van een inwendige brand, voornamelijk aan de binnenkant. 'Als een dak eenmaal uitwendig brandt, wordt het een moeilijke zaak,' zei Hamans. 'Een dak is niet altijd gemakkelijk te bereiken en dus lastig te blussen.' In alle gevallen is het type isolatiemateriaal van beslissend belang: is dat brandbaar of niet? Voor het bouwbesluit, voor de uitvoeringsrisico's, het onderhoudsrisico's en het verzekeringsrisico. Voor aannemer, dakdekker en eigenaar.
Constructie
NEN 6068 formuleert de Weerstand tegen Branddoorslag en Brandoverslag (WBDBO). Dit heeft betrekking op de constructie van een gebouw. Deze heeft ook grote invloed op de brandveiligheid van een gebouw. Vaak zijn het ontstaan en de verspreiding van brand een gevolg van de manier waarop een gebouw is geconstrueerd. Hamans: 'Brandveiligheid ontstaat al op de tekenplank.' Het ontwerp moet de structurele oorzaken van brand wegnemen. Hamans wees erop dat brandveiligheid niet het doel is van een ontwerp: doel van het ontwerp is de activiteit waarvoor het gebouw bestemd is. Een brandveilig ontwerp is een voorwaarde.
WBDBO formuleert een aantal eisen op het gebied van branduitbreiding. De brandwerendheid wordt uitgedrukt in minuten. Een plek die minder dan 30 minuten brandwerend is, geldt als opening. Ook is het belangrijk vast te stellen of er naden en kieren in een constructie zitten, vanwege tocht (zuurstoftoevoer). Kan brand zich in cannelures en andere holle ruimtes uitbreiden? Vaak ontstaat brand in een holle ruimte in de dakrand, achter de plek waar bijvoorbeeld een loodgieter is bezig geweest. De lucht kan door laswerkzaamheden zo heet worden, dat vuil en stof en dan dakmaterialen spontaan in brand vliegen. Al dit soort vragen moeten eigenlijk al op de ontwerptafel beantwoord worden.
'De WBDBO is vooral van toepassing op nieuwbouwlocaties,' vertelde ing. J.P. Nijkamp. 'De gebouwen die er al staan, voldoen vanzelfsprekend niet aan deze normering.' Hij vertelde verder dat TNO experimenteel onderzoek heeft gedaan naar prefab hellende daken. Naar aanleiding hiervan zijn KOMO Attesten met productcertificaten voor dakconstructies met prefab daksegmenten ontwikkeld. Deze KOMO Attesten houden een technische omschrijving van de complete daksegmenten in. Hierbij wordt gekeken naar de prestaties van het product, zoals sterkte, brandwering en geluidsisolatie. Verder wordt gekeken naar de details van de daksegmenten, zoals aansluitingen enzovoorts. De Stichting Kwaliteit Dak (SKD) heeft in samenwerking met TNO de SKD Brandkaart opgesteld met alle relevante informatie over brandveiligheid. Deze is ook op het internet te raadplegen: www.s-k-d.nl.
'Bij een auto en een koelkast krijg je altijd een gebruiksaanwijzing. Bij een gebouw niet,' zei Hamans. 'Dat moet veranderen.' Hij pleitte hiermee voor een gebouwdossier: een systeem, waarbij voor elk gebouw ook een omschrijving van het materiaal in de dakconstructie opgenomen is. De dakdekker zou uiteindelijk die gegevens moeten vastleggen. Deze informatie is nuttig voor latere, andere bedrijven die het dak opgaan om onderhoud of reparaties te verrichten. Zo kan men altijd zien met wat voor dak men te maken heeft, en eventueel welke werkzaamheden er al eerder zijn gebeurd. Dit voorkomt onnodige schade of brandgevaarlijke situaties.
Brandveilig werken
Er zijn verschillende manieren waardoor brand kan ontstaan. Kortsluiting in installaties en apparatuur is statistisch de voornaamste boosdoener (26%). Drie procent van de dakbranden wordt veroorzaakt door dakwerkzaamheden. Het dakdekken zelf is natuurlijk brandgevaarlijk, maar ook andere werkzaamheden, zoals lassen, snijden, solderen en slijpen. Ook de hete lucht van een föhn veroorzaakt vaak brand. Het Nationale Centrum voor Preventie hanteert het Formulier Brandgevaarlijke Werkzaamheden: deze heeft tot doel dit soort ongelukken zoveel mogelijk in te perken. Het formulier geeft suggesties om alternatieve werkmethoden te vinden, die minder brandgevaarlijk zijn. De omgeving en de bouwconstructie dienen eveneens onderzocht te worden op brandgevaar, en men moet zich, vóór de werkzaamheden beginnen, rekenschap geven van de middelen om te blussen of alarm te slaan.
'Brandveilig werken blijft noodzakelijk,' stelde Hamans. De afspraken van de opdrachtgever en de uitvoerder moeten helder zijn. Deze afspraken moeten zowel betrekking hebben tot de materiaalkeuze, als op het gebruik van open vuur, de veiligheidsvoorzieningen, het toezicht, het veiligheidsplan, enzovoorts. Het doel van deze afspraken is het brandgevaar zoveel mogelijk in te perken, en, in geval van brand, zo duidelijk mogelijk te hebben wie welke verantwoordelijkheid heeft.
Storm en water
In de titel van de studiemiddag stond 'stormvast' tussen haakjes. C. Hamans ging in op de mate waarin daken bestand dienen te zijn tegen storm en water. Hij corrigeerde al direct de titel van zijn lezing: 'Storm en water kunnen platte daken doen bezwijken is eigenlijk een verkeerde formulering. Daken zijn immers gemáákt om bescherming te bieden tegen wind en regen (en koude en hitte). Vrijwel altijd zijn de daken goed opgewassen tegen deze taak. Wanneer het dan wél misgaat, zijn de gevolgen enorm, en krijgt het bezwijken van een dak veel (media) aandacht. Het thema zou dan ook beter geformuleerd kunnen worden als: Extreme wind en extreme regenval kunnen daken doen bezwijken.'
Dit onderwerp is door recente schadegevallen en de laatste najaarsstorm weer actueel geworden. Want ook tijdens stormen in 1993 en 1990 stond de stormvastheid van daken erg in de belangstelling. Telkens laait de vraag weer op of de voorschriften en richtlijnen wel voldoende veiligheid bieden: 'Het Bouwbesluit, de prestatie-eisen en de rekentechnieken stellen enkel minimumeisen. De vraag is dan ook: biedt de som van al die minimumeisen dan nog voldoende veiligheid?'
Hamans beantwoordde die vraag met 'ja'. De eisen op zichzelf bieden voldoende veiligheid als ze juist toegepast worden. Maar vaak ontstaat er verwarring door de normering. De toelichting op de NEN 6702 stelt bijvoorbeeld dat elk punt van de oppervlakte van het dak water moet blijven kunnen afvoeren naar de aanwezige afvoerpunten. Een te grote, en niet gedimensioneerde waterbelasting kan immers leiden tot instorting van het dak. De toelichting stelt dat een dak minimaal 1,6% afschot moet hebben. Dit echter onder de voorwaarde dat het dak en elk punt van het dakvlak star is. Die 1,6% is echter onvoldoende voor de elastische staalconstructies. Door hun flexibiliteit is ook het gevaar voor instabiliteit groter: afhankelijk van de constructie kan staal flink vervormen onder een te grote belasting. Met als gevolg nog meer water dat niet bij een afvoer komt, en nog meer doorbuiging, enzovoorts. Goed afschot moet uitkomst bieden.
In het algemeen geldt: hoe meer afschot, hoe minder dakbelasting. NEN 3215 (die in 2002 is herzien, en versie 1997 zal vervangen) bevat een aantal formules, waarin de waterbelasting en de afvoercapaciteit van een dak valt te berekenen. Als je dat correct berekent en er de juiste uitvoering aan geeft, is ook dit aspect veilig. Hamans: 'Het is dus zaak niet de regelgeving allerlei zaken in de schoenen te schuiven, maar van de ongelukken te leren en op de juiste plaats maatregelen te nemen. Veelal in ontwerp en uitvoering'
Verder ging Hamans in op plaatsing van noodafvoeren.'Deze moeten zo zichtbaar mogelijk geplaatst worden. Liefst boven de hoofdingang. Ze hebben immers een signaalfunctie: dakonderhoud!' De plaats en afmetingen van noodafvoeren is een zaak voor de constructeur. Die kan naar believen variëren met de parameters. De capaciteit van de noodafvoeren bepaalt de belasting van het dak die veilig opgenomen moet kunnen worden. Een aanwezige verzekeraar hanteert echter de norm dat het totaal aan noodafvoer even groot moet zijn als het totaal van normale afvoer. Hamans kwam uiteindelijk tot de conclusie dat het schipperen blijft met ontwerpgegevens. De dakdekker kan niet beoordelen of de noodafvoer voldoende capaciteit heeft. Hij moet werken met de gegevens die de constructeur hem moet verstrekken.' Hiermee gaf hij direct het grote belang van dit soort studiemiddagen aan, waarop dakdekkers, architecten en leveranciers hun ervaringen op het gebied van brandveiligheid en stormvastheid kunnen uitwisselen. Om in de toekomst zo veilig mogelijk te kunnen bouwen, moet dit blijven gebeuren.
Note van de redactie
In Roofs 7 (2002) gaat Chris Appels van Unidek nader in op de bijdrage van EPS aan brand. Hij komt tot de conclusie dat de hoeveelheid vuurbelasting van EPS in vergelijking met andere materialen gering is. Appels stelt in zijn artikel, ondersteund met berekeningen, dat de vuurbelasting in hoofdzaak bepaald wordt door de dakdekking en in veel mindere mate door de toegepaste isolatiematerialen.