Roofs 2003-07-06 Veiligheid op daken ten dele geregeld
ing. A.B. Berlee
DGI / T-Joint, Dak- & Gevelingenieurs
Veiligheid op daken houdt de gemoederen bezig. De Stichting Veilig Dak, een initiatief van dakbedekkingsbedrijven, wil duidelijkheid verschaffen. De branchevereniging Vebidak stelt dat alles is uitgewerkt. Vragen van opdrachtgevers, dakbedekkers en leveranciers blijven gesteld worden. Leveranciers van veiligheidsmiddelen geven deeloplossingen aan, maar hebben niet altijd een pasklaar antwoord op de situatie in de praktijk. De Arbo-wet is duidelijk voor wat betreft de te volgen procedures, maar geeft geen antwoord op de specifieke uitwerkingen waar het daken betreft. Een overzicht van onduidelijkheden.
De veiligheidsvoorzieningen die getroffen moeten worden om aan een dak van enige omvang veilig te werken zijn algemeen bekend. Evenals de eisen te stellen aan voorzieningen, steigers, ladders en het verantwoorde gebruik er van. Deze zaken maken onderdeel uit van diverse cursussen en opleidingen, die voor veiligheid (VVAP 1 en 2) in het bijzonder. In de nieuwbouw is de aannemer de aangewezen partij om het werk veilig te organiseren. Kan dat ook. In de bestaande bouw zijn echter vrijwel geen veiligheidsvoorzieningen aanwezig en wordt de dakdekker geconfronteerd met de bestaande situatie. In een artikel in de Cobouw stelde ik dat daar een grijs gebied bestaat waar het veilig werken betreft en dat de brancheverenigingen op dat punt steken laten vallen. In een reactie van Vebidak werd dat afgedaan als onzin. Het A-blad en de tweede uitgave van de RIE zijn, zo werd gesteld, een werkbare basis. Het aanbrengen van een deugdelijke veiligheidsvoorziening neemt minder dan een kwartiertje in beslag, stelt Vebidak.
Kleine werken op hoogte
Onduidelijkheden doen zich op de volgende punten voor:
1. Kleine werken op hoogte
2. Verantwoording zowel direct als indirect
3. Inspectiewerken door een dakdekker of adviesbureau
In alle gevallen is het risico: ‘vallen van personen of goederen die optreden bij het betreden van en het verblijf op het dak’. Er is een voorkeur voor veiligheidsvoorzieningen die zeer plausibel en begrijpelijk is. Structurele en collectieve maatregelen gaan voor tijdelijke en persoonsgebonden middelen. Liever een borstwering dan een dakrandbeveiliging en beter een dakrandbeveiliging dan een vallijn. Het spreekt voor zich. Maar wanneer gaat het een over in het ander? De regel is dat de werkgever een inzichtelijke afweging moet maken om zijn uiteindelijke maatregel te verantwoorden. Hij moet dat doen, of laten doen, in een jaarlijks te maken Risico-Inventarisatie & Evaluatie (RIE). In de RIE moeten de voorkomende werkzaamheden, evenals de daarbij behorende risico’s, worden beschreven, en de te nemen maatregelen om die risico’s te beperken dan wel weg te nemen. Wanneer per project aanvullende risico’s worden gesignaleerd, dan moet een projectgebonden Veiligheids- en Gezondheidsplan (V&G-plan) worden opgesteld en overlegd. Een opdrachtgever kan ook eisen dat een V&G-plan voor zijn project wordt opgesteld door de opdrachtnemer. Dit lijkt werkbaar, echter… er moet een afweging worden gemaakt voor de risico’s die een werknemer loopt bij het treffen van de veiligheidsvoorzieningen en het feitelijk uitvoeren van (klein) werk op hoogte en daar wringt de veiligheidsschoen.
Een voorbeeld om het duidelijk te maken. Voor het vervangen van een afvoer van een dakkapel moet de werknemer gezekerd zijn tegen vallen. Naar de regels is een dakrandbeveiliging het beste, maar dit werk levert aantoonbaar meer risico op dan het uurtje werk op het dak. Aanlijnen lijkt de beste optie. De werknemer gebruikt een ladder om de dakkapel te bereiken. Op het dakje aangekomen zekert hij de ladder en brengt een aanhaakpunt op het dak aan. Vervolgens zekert hij zichzelf middels een vallijn met blokkeerinrichting en begint met het vervangen van de afvoer. In het beste geval neemt hij de kosten van het aanbrengen van het aanhaakpunt op in zijn prijs en laat hij het ding, waterdicht afgewerkt, achter op het dak. Lijkt logisch, is echter naar de normen niet voldoende. Het aanhaakpunt moet voldoende belasting op kunnen nemen en dient daartoe te zijn aangebracht in een spant, een gording of een spoor. In ieder geval niet in dakbeschot!
Laten we veronderstellen dat het hem lukt aan de buitenzijde vast te stellen waar een constructief punt zich bevindt. Het waterdicht aanbrengen van het veiligheidspunt is vrijwel net zo veel werk, werk dat onbeveiligd wordt uitgevoerd, als het vervangen van de afvoer. Wanneer het dakje vervangen moet worden, dan volstaat het niet om een aanhaakpunt te gebruiken. Het werken met een vallijn op een dergelijk klein dak werkt belemmerend en is ook niet toegestaan. Het aanbrengen van een dakrandbeveiliging betekent dat het gehele werk afgedekt is met balusters en staanders. Alleen een steiger aanbrengen rond de dakkapel is volgens de regels. Neemt iets meer dan een kwartiertje in beslag.
De dakkapel is een voorbeeld waar sprake is van een horizontaal werkvlak. Maar hoe zit het met pannendaken? Een vallijn over de nok is alleen bruikbaar bij nieuwe nokken, omdat op oudere daken, waar de werkzaamheden met name moeten worden verricht, nokvorsten vrijwel los op de specie liggen en enig bewegen de vorsten naar beneden doet schuiven. Het aanbrengen van haken op een pannendak is bovendien lastiger. Een hoogwerker wordt wel geopperd maar ook die is niet in alle gevallen in te zetten, zodat in die gevallen niets anders resteert dan steigeren.
Verantwoording zowel direct als indirect
De Arbo-wet schrijft voor dat de werkgever verantwoordelijk is voor het veilig laten uitvoeren van werkzaamheden van zijn werknemers. Daarnaast behoort een opdrachtgever er zich van te vergewissen dat het opgedragen werk door een opdrachtnemer verantwoord wordt uitgevoerd en dat hij, waar nodig, het mogelijk moet maken het werk veilig uit te voeren. Over de verantwoordelijkheden, als gezegd, zijn eveneens onduidelijkheden. Zo wijst de een de opdrachtgever als medeverantwoordelijke aan, waar de ander die vrijwaart. Han Knegt van Aboma+Keboma stelt dat de opdrachtgever niet verplicht is voorzieningen aan te laten brengen om veilig werken op daken mogelijk te maken. De Memorie van toelichting op het Arbobesluit bouwproces zegt dat architecten en opdrachtgever in het ontwerp voorzieningen kunnen treffen voor het veilig uitvoeren van onderhouds- en reinigingswerkzaamheden.
Deze vrijblijvende benadering verlegt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid naar de gebruiksfase. In die fase wordt in de regel alleen de werkgever van degene die aan het gevaar wordt blootgesteld aangesproken. Boetes die opgelegd worden door de arbeidsinspectie zijn één aspect, wie verantwoordelijk is bij een ongeval is een tweede. In eerste instantie de werkgever uiteraard, maar indien deze failliet gaat kan en zal het slachtoffer, of de nabestaanden, de opdrachtgever mede aanspreken. Er zijn (gelukkig) nog geen gevallen bekend waar dit heeft plaatsgevonden, met als gevolg dat allerlei hypothesen de ronde doen. Dit onderwerp verdient een nadere uitwerking en er zal, zodra enige uitspraak mogelijk is, op worden teruggekomen in een vervolgartikel.
Inspectiewerken door een dakdekker of adviesbureau
Dat brengt ons op het punt of werknemers zelf voorzieningen als aanhaakpunten mogen aanbrengen. De middelen moeten voldoen aan normen, zijn ook genormeerd, maar: in hun toepassing of als product? En wat gebeurt er als een werknemer valt tijdens het aanbrengen van een veiligheidsvoorziening? Is een werknemer daartoe bevoegd, of moet aanvullend een opleiding worden gevolgd? Het aanbrengen van veiligheidsvoorzieningen op bestaande daken is, gezien de hoeveelheid bestaande daken, een miljoenenbusiness. Dit is geen aanvullende omzet, zodat dakdekkers budgetconcurrentie ondervinden wanneer zij dat werk niet zelf mogen uitvoeren.
Hoe verantwoord werken de bedrijven die veiligheidsvoorzieningen beroepsmatig aanbrengen? De werknemers van die bedrijven staan zonder kraan 75% van hun tijd niet gezekerd. De veiligheid neigt naar volledige uitsluiting van risico’s, maar wanneer het één wel en het ander niet toelaatbaar is, hoe motiveer je dan nog de medewerkers? Rondvraag bij de diensten leert dat die geen antwoord hebben op zaken als afweging van veiligheidsbelangen, en de praktische risico’s van het betreden van bestaande hellende daken. Moeten we naar een situatie dat op een dak niet eerder gewerkt wordt dan nadat een gespecialiseerd en gecertificeerd bedrijf de veiligheidsvoorzieningen heeft aangebracht? Brengt ons op het laatste punt. Iemand moet vaststellen welke maatregelen er genomen moeten worden. Iemand moet de eerste maal een dak op. Dat is meestal de inspecteur of een adviseur. Of dat nu van een adviesbureau, een dakbedekkingsbedrijf of een gespecialiseerd bedrijf is. En gezien zijn werkzaamheid is het inspecteren vrijwel altijd minder werk dan het aanbrengen van voorzieningen.
Veiligheidsvoorzieningen
Het bepalen welke maatregelen getroffen moeten worden om veilig werken mogelijk te maken is ten dele mogelijk. Voor platte daken is dat relatief eenvoudig. De maatregelen behelzen het voorzien in een deugdelijke toegang tot het dak. Dat kan door middel van het aanbrengen van markeringen voor ladderplaatsen, een plattegrond of procedure etc. Opdrachtgevers huiveren voor permanente voorzieningen om de toegang van ongewenst publiek op een dak zo veel als mogelijk te beperken. Voor het verblijf op het dak zijn diverse aanhaakpunten en lijnen in de handel. Degene die het tijdelijke werk vervolgens uitvoert, moet een harnas aanhebben met een vallijn, voorzien van een blokkeerinrichting. DGI / T-Joint adviseert geregeld opdrachtgevers hoe en welke voorzieningen te treffen voor platte daken.
Voor hellende daken is dat een stuk lastiger. Het betreden van een pannendak door middel van het opschuiven van pannen voor het vegen van een schoorsteen, het vervangen van een doorvoer of dakpan is volgens de regels niet toegestaan. Het betreden van een goot is uitsluitend toegestaan wanneer het een bakgoot met bekleding betreft, en ook weer niet eerder dan is vastgesteld dat de goot voldoende draagkrachtig is. Het aanbrengen van een vallijn over de nok is als beschreven een mogelijkheid bij nokken die voldoende stevig zijn. Dat is, zeker bij oudere daken, beslist niet altijd het geval. De enige mogelijkheid die resteert zijn ladderhaken en een dakladder. Dit is een voorziening die bij leiendaken gebruikelijk is en met een aangepaste ladder ook op pannen gebruikt kan worden. Het risico van pannen die onder de bomen van de ladder breken moet daarbij voor lief worden genomen (dat veroorzaakt weer het probleem hoe die pannen veilig te vervangen). Klimhaken zijn een andere oplossing, maar klimhaken onderbreken het dakvlak in ernstige mate (zie foto). Wat resteert, is het werken uit een bak zoals beschreven in Roofs 2-2003. Indien dat niet mogelijk is, moeten steigers aangebracht worden onder de goot, alvorens het dak te betreden. Het mag duidelijk zijn dat voor pannendaken (nog) geen uitgewerkte voorzieningen voorhanden zijn.
Conclusie
Veiligheid is noodzaak. Risicoloos werken is echter niet mogelijk en dat moet worden onderkend; want veiligheid begint bij het onderkennen van risico’s. Er zullen pasklare en goedgekeurde voorzieningen en uitwerkingen ter beschikking moeten komen. De verantwoording van opdrachtgever en de werkgever zullen in alle fasen duidelijk moeten worden. Alleen dan kunnen werkgevers opdrachtgevers en werknemers overtuigen van de noodzaak. Nu nog zijn er te veel voorbeelden van onveilig werken waarmee zij geconfronteerd worden. Het wegwuiven van die voorbeelden, en daarmee het ontkennen van de dagelijkse praktijk, is fnuikend.
Opdrachtgevers kunnen, zijn dat dus niet verplicht, valbeveiliging aanbrengen. Omdat bij woningbouwverenigingen eigen mensen ook regelmatig het dak moeten betreden, is de woningbouwvereniging tevens werkgever. Hoe lastig het nog kan zijn om veiligheidsmaatregelen op bestaande daken aan te brengen, toont deze afbeelding. Het dak ligt op een hoogte van 12 meter en kan alleen via de pannen aan de zijkanten bereikt worden.
Een dak in Lissabon, voorzien van treden op de pannen. Dit is niet voldoende naar de huidige normen. Het geeft de problematiek voor hellende daken feilloos aan.