Roofs 2005-03-10 Een muntje in de Trevifontein
Zink is een veel toegepast metaal in de bouw. Het bezit kenmerken, die het voor deze toepassing zeer geschikt maken (zie ook het artikel ‘Zink creëert bijzondere effecten’ in Roofs 3-2004). Maar er bestaat aan de andere kant nog veel onduidelijkheid over het materiaal, bijvoorbeeld met betrekking tot de duurzaamheid en de milieulast. Roofs sprak met Technical Services Engineer Theo van Houten van zinkproducent NedZink te Budel Dorplein.
De algemene kenmerken van het metaal zijn bekend. Zink is een ductiel (vervormbaar) en kruipvast materiaal en zeer sterk. Daarmee is het goed te vouwen, plooien of solderen, zonder dat het materiaal beschadigd raakt. Het metaal vormt zelf een corrosiewerende patinalaag.
‘Dikwijls is de esthetische uitstraling een belangrijk argument voor de toepassing van zink in de bouw,’ zet Van Houten uiteen. ‘Er zijn verschillende systemen beschikbaar. Op het dak of de gevel is zink middels een felssysteem aan te brengen, als ook middels het roevensysteem, het schakelsysteem of het losangesysteem. Deze systemen hebben ieder een eigen uitstraling en bieden de architect daarmee een grote vrijheid van vormgeving. Het materiaal heeft het imago een duur en luxe product te zijn, maar met name in de woningbouw is zink een relatief betaalbare optie. Zeker als je het behaalde (esthetische) resultaat en de duurzaamheid van het materiaal in aanmerking neemt. Het zorgt voor een esthetisch fraaie uitstraling en schept de mogelijkheid tot het creëren van bijvoorbeeld gebogen vormen. Het montagegemak en het lage m-gewicht spelen eveneens een belangrijke rol in de keuze voor het materiaal. Het metaal wordt veel toegepast in het opwaarderen van wijken, dikwijls als gevelbekleding, maar ook als dakbedekking.’
Duurzaamheid
‘Zink is een duurzaam bouwmetaal,’ aldus Van Houten. ‘Het gaat een mensenleven mee, als het niet langer is. Door de patinalaag is de aantasting van het materiaal als gevolg van de weersomstandigheden zeer laag: bij daken (0,3 tot ongeveer 0,5 micron; en bij een gevel is dit nog maar 0,1 micron. Al het oude bouwzink wordt bovendien hergebruikt middels recycling. Toepassingen zijn onder meer: verzinkerijen of messingbedrijven, die het zink verder verwerken.’
‘Vanwege het lage smeltpunt is het energieverbruik voor de productie van zink relatief laag. Om dezelfde reden is het hergebruik van zink naar verhouding eenvoudig en voordelig te realiseren. Het aandeel hergebruikt zink groeit al jaren ten opzichte van nieuw geproduceerd zink. Dit heeft vanzelfsprekend een reductie van de milieubelasting.’
Verklaring van Apeldoorn
In de discussie die al jaren wordt gevoerd over de effecten van zink op het milieu als gevolg van emissie van bouwmetalen, lijken de standpunten inmiddels veel genuanceerder te liggen dan pakweg twee jaar geleden. Dit is mede het gevolg van de Verklaring van Apeldoorn, die een groep vooraanstaande wetenschappers vorig jaar tijdens een congres bij TNO te Apeldoorn heeft opgesteld. De groep, bestaande uit specialisten op het gebied van LCA (Levens Cyclus Analyse), LCIA (Levens Cyclus Effect Beoordeling) en milieurisicobeoordeling, besprak aldaar het rapport "Improvement of LCA-characterization factors and LCA practice for metals" (TNO-rapport R2004/347 van augustus 2004). Kern daarin is de biologische beschikbaarheid en essentialiteit van metalen. Men kwam tot de conclusie dat de huidige LCIA-methoden waarschijnlijk een onjuist beeld geven van de milieubelasting door metalen (zie kader).
Trevifontein
Het volgende voorbeeld verduidelijkt het standpunt dat wordt verwoord in de Verklaring van Apeldoorn. Stel: men werpt een munt van vijf eurocent in een meer. Dit muntje weegt 3,9 gram en is van verkoperd staal. Het bevat iets meer dan vijf procent koper. Volgens de CML-2 LCA methodiek (Centrum Milieukunde Leiden) heeft dit koper een zoetwater ecotoxiciteit die vergelijkbaar is met ca 3 liter benzeen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat een muntje dat 0,2 gram koper bevat net zo toxisch is als drie liter benzeen.
Voor de volledige tekst van de Verklaring van Apeldoorn verwijzen wij naar de website van TNO (www.tno.nl), waar de verklaring met de zoektermen Declaration en Apeldoorn te vinden is.
‘Zink,’ zegt Van Houten, ‘is onmisbaar voor alle leven en is in verschillende concentraties overal aanwezig in de natuur. Het algemene, maar incorrecte beeld is, dat dit zink voornamelijk afkomstig is uit de bouw. Onderzoek wijst uit dat gewalst titaanzink slechts ca. 2% bijdraagt aan het totale aandeel zink in het oppervlaktewater. Vele bronnen dragen bij aan de zinklast. De natuur zelf onttrekt (naast andere mineralen) zink aan de bodem en het water, en geeft dit weer terug als het afsterft (bijvoorbeeld: een vallend blad). Verder spoelen landbouwgronden en gronden in het algemeen uit, wat de grootste bijdrage van de gemeten zinkgehalten in het milieu geeft. De Verklaring van Apeldoorn is een pleidooi om de cijfers van emissie en immissie van bouwmetalen op een andere, meer correcte manier te interpreteren.’
Het beoordelen van de metalen op basis van de huidige methode (CML-2LCA) geeft kennelijk onjuiste waarden. Daarom wordt geadviseerd om de ecotoxiciteit van metalen niet toe te passen, totdat een beter model is ontwikkeld.
Deze kennis begint volgens Van Houten steeds breder gespreid te raken. Van Houten vertelt dat ook de overheden inmiddels beginnen in te zien dat in het verleden op een verkeerde manier met het metaal is omgegaan. ‘De wetenschappers hebben verschillende aanbevelingen gedaan die erop neerkomen dat er een nieuwe methodiek dient te worden ontwikkeld om het gedrag van non ferrometalen in het milieu op een juiste manier te interpreteren. Beleid zou niet mogen worden gebaseerd op onjuiste beeldvorming.’
Roofs zal in vervolgartikelen het effect van andere bouwmetalen op het milieu nader beschouwen.