Roofs 2005-06-14 Brand in Leiden heeft grote gevolgen
Groot was de consternatie in de isolatie- en dakenbranche toen de gemeente Leiden aan de landelijke pers op 12 april 2005 meldde dat het isolatiemateriaal EPS bij brand ‘explosief’ kan zijn. Deze conclusie was gebaseerd op intern onderzoek en op een voorlopig onderzoek van TNO-Bouw. Inmiddels is het onderzoeksinstituut op deze voorlopige conclusies teruggekomen en wordt de oorzaak van de explosieve verbranding elders gezocht. Het materiaal EPS heeft dus onterecht in de beklaagdenbank gezeten. De gebeurtenissen op een rijtje.
Op de vroege ochtend van zondag 3 april ontstond brand in een bedrijvencomplex aan de Flevoweg in Leiden. Op het moment dat de brandweer arriveerde, was de brand uitslaand. Terwijl de brandweer bezig was met de bluswerkzaamheden, vond er een explosie plaats. Een deel van de gevel sloeg naar buiten en de brandweerlieden werden tegen de straat geslingerd. Twee medewerkers van de brandweer werden met zware brandwonden opgenomen in het ziekenhuis, een derde raakte lichtgewond. Ze zullen alledrie gelukkig op termijn geheel herstellen.
Voorlopig onderzoek
Hoe heeft een dergelijk ongeval kunnen plaatsvinden? Ten tijde van het voorlopig onderzoek was de oorzaak van de brand nog niet bekend, inmiddels is echter duidelijk dat de brand is aangestoken. Er werd autobenzine in het kantoor gevonden. In eerste instantie zocht men de oorzaak van de explosie primair in de dakconstructie (na uitsluiting van andere oorzaken), waar in ieder geval bitumineuze lagen zijn toegepast met een isolatielaag van EPS. De precieze dakopbouw is momenteel onderwerp van onderzoek.
Tijdens een persconferentie op 12 april maakten de gemeente en de brandweer van Leiden bekend, bij monde van burgemeester Lenferink en hoofd repressie van de brandweer Stam, dat de meest waarschijnlijke oorzaak van de explosie ‘het gesmolten polystyreen is dat is verdampt, waardoor een explosief mengsel van lucht en styreen ontstond’. De Gemeente Leiden heeft hierop het aantal daken dat op vergelijkbare manier is uitgevoerd geïnventariseerd. Ook heeft men een brief naar het Ministerie van VROM gestuurd, waarin wordt gewaarschuwd tegen dergelijke dakconstructies, en wordt gepleit voor nader onderzoek naar het materiaal.
De theorie die tijdens de persconferentie uiteen werd gezet, is als volgt: men stelt dat het EPS als gevolg van de hitte van de brand is gesmolten en zich heeft verplaatst naar het laagste punt van het gebouw (aan de achterzijde) en zodoende, tussen de dakbedekking en de staalconstructie, de brandwerende scheidingen tussen de verschillende ruimtes kon passeren. Aldaar zou de vloeistof zijn verdampt, waardoor, relatief ver van de brandhaard, het explosieve mengsel van lucht en styreen kon ontstaan. Waardoor dit mengsel uiteindelijk zou zijn ontbrand, is onduidelijk.
Bijdrage van EPS uitgesloten
Deze conclusies werden al direct bestreden door de EPS-fabrikanten, bij monde van Hans Tepper, directeur van de Vereniging van EPS- Bouwproducten Stybenex. Hij stelde dat bijdrage van EPS aan de explosie uitgesloten is. ‘Het is een eeuwige misvatting dat bij verhitting van EPS een zodanig grote hoeveelheid styreen vrijkomt, dat explosiegevaar ontstaat. Wij hebben vijftig jaar ervaring met het materiaal en doen intensief onderzoek naar het brandgedrag van de toepassingen van constructies en het materiaal, nota bene door TNO zelf. Wij kunnen met grote zekerheid zeggen, dat er alleen bij verhitting van EPS in een absoluut zuurstofloze laboratoriumtest slechts een zeer geringe en ongevaarlijke hoeveelheid styreen vrijkomt. Zodra de moleculen van het materiaal immers in aanraking komen met zuurstof – en dat is bij brand altijd het geval - gaan zij andere verbindingen aan, en vormen zij geen styreen.’
Het definitieve TNO-rapport dat op 22 april gereed kwam, onderschrijft deze stelling. Het rapport is niet openbaar, maar de belangrijkste conclusies werden ons meegedeeld door Rudolf van Mierlo van TNO Bouw. ‘Het is in elk geval onjuist te stellen dat EPS als enige bouwmateriaal de oorzaak is geweest van de explosie. De explosie moet veroorzaakt zijn door een complex van factoren. Welke dat zijn, daar moeten wij nog vervolgonderzoek naar uitvoeren.’ TNO heeft burgemeester Lenferink van Leiden inmiddels een brief gestuurd waarin wordt gesteld dat het geuite vermoeden dat EPS de oorzaak was van de explosie onterecht was; dat uitgesloten is dat de explosie door één van de in het gebouw gebruikte materialen is veroorzaakt. TNO vraagt de burgemeester in de brief de minister van het definitieve rapport op de hoogte te stellen en te verzoeken het nadere onderzoek te richten op het complex van factoren dat de explosie moet hebben veroorzaakt. TNO heeft dat inmiddels ook aan Stybenex laten weten.
Inmiddels is in ieder geval zeker dat de brand is aangestoken. Dit gegeven werpt een totaal ander licht op de gebeurtenissen en zou de explosie op een geheel andere manier kunnen verklaren. Momenteel lopen nog diverse onderzoeken die hierin meer duidelijkheid moeten verschaffen.
Berichtgeving nader onderzoek
De schade voor de EPS-industrie is echter al aangebracht. De landelijke media heeft de eerdere berichtgeving, ondanks diverse persberichten, niet gecorrigeerd. En burgemeester Lenferink heeft het ministerie van VROM de conclusies uit het definitieve rapport van TNO nog niet medegedeeld. Er zijn gevallen bekend van projecten waar men in eerste instantie EPS wilde toepassen, en waar uiteindelijk voor een ander materiaal is gekozen.
Hoe heeft het zover kunnen komen? Waarom werd al direct de beschuldigende vinger naar EPS uitgestoken? Wat is de werkelijke oorzaak van de explosie? Omdat de affaire niet enkel schadelijk is voor het imago van EPS, maar ook voor dat van de hele dakenbranche, zal Roofs in een vervolgartikel nader ingaan op de conclusies van de verschillende onderzoeken die momenteel lopen. Hiermee zal worden getracht een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de verschillende factoren die aan deze gang van zaken ten grondslag liggen.