Roofs 2005-11-06 De verdwenen kerstengel
In het dorpje Rudolfsdeel, waar niemand zich kon heugen dat er ooit iets gebeurd was, hoe diep men ook in het geheugen tastte, was deze dag, de dag voor Kerstmis, wel degelijk iets geheimzinnigs aan de hand. Wie niet naar de feestelijke uitzending van Kerstbingo keek, had er getuige van kunnen zijn. De reiger die op de dakrand zat, vloog geschrokken weg toen de gigantische kerstboom, die al vanaf eind november op het dak van hetzelfde gemeentehuis had gestaan, met een gedempte plof neerkwam. Op datzelfde moment doofde het licht, dat tot dan toe over de huizen had geschenen. In het duister kon men gedurende enige tijd voetstappen horen, een volgende gedempte plof, en het geluid van het slepen van sparrentakken over de grond. Omdat het niet sneeuwde, lieten ze geen spoor achter…
Burgemeester Witjes had al in geen jaren meer een witte kerst meegemaakt en dit jaar was daar geen uitzondering op. Al dagenlang sloegen slagregens over het dorpje en de doorgaans statige bomen voor het huis aan de rand van het dorp maakten inmiddels eerder een treurige indruk. Burgemeester Witjes was deze dag voor Kerstavond vroeg in de middag doorweekt thuisgekomen van de laatste raadsvergadering van het jaar. Het was een saaie vergadering geweest en zijn beste pak was geruïneerd. Om zijn humeur weer een beetje op te krikken, had hij een warm bad voor zichzelf gemaakt. Met veel badschuim.
Veel zin in de komende kerstdagen had hij niet. Niet alleen had zijn vrouw hem begin deze maand verlaten, voor Stijfmans nog wel, de hoofdcommissaris van politie, een kerel met heel veel haar op zijn gezicht maar niet op zijn hoofd, een kerel die zichzelf tot overmaat van ramp een geweldig plechtige manier van praten had aangeleerd. Zijn vrouw was dus niet thuis met kerst, maar ach, er waren ergere dingen. Erger was, dat ze bij het hem verlaten niet was vergeten hun dochter mee te nemen en dat was wel vervelend. Fee was zo ongeveer zijn meest trotse bezit (de BMW niet meegerekend) en met haar vijf jaar al de meest snuggere in huis. Dit jaar zou voor het eerst de kerstengel, die zij op school had gemaakt, bovenop de officiële kerstboom van de gemeente Rudolfsdeel prijken. Op de één of andere manier verspreidde dat ding een helder licht, zodat de kerstboom, die op het dak van het gemeentehuis was geplaatst, meer weg had van een vuurtoren. Mismoedig keek Witjes naar zijn knieën, die boven het badschuim uitstaken. Hij hield bij nader inzien meer van vuurtorens dan van kerstbomen.
Mevrouw Witjes, die zich verbeeldde binnenkort mevrouw Stijfmans te gaan heten, was in de loop der tijd eveneens op gaan zien tegen de kerstdagen. Ze had zich, bedacht ze nu, een beetje verkeken op de mate waarin ze hoofdpijn zou krijgen van de gesprekken die haar nieuwe minnaar met haar dochter voerde. Het was bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat Stijfmans haar dochter tijdens de lunch vroeg: “Wat heeft mejuffrouw Fee te Rudolfsdeel hedenmorgen aan activiteiten verricht tijdens haar verblijf op de Sint Jozefschool aan de Oranjeweg nummer twee, alwaar zij haar dagelijks onderwijs geniet?” Het kind antwoordde dan iets als: “De eerste paar uur hebben we verprutst aan een kringgesprek en het kijken naar plaatjes waar ‘Boom’, ‘Roos’ en ‘Mies’ onder stonden; maar zodra ik kon ben ik me verder gaan verdiepen in de Keynesiaanse verklaring van de opkomst van China als economische grootmacht.” Soms verlangde mevrouw Witjes wel terug naar de burgemeester, die simpele ziel die gewoon zweeg tijdens de maaltijd, zoals het hoorde.
Beide mannen, zowel Witjes als Stijfmans dus, werden aan het eind van de middag opgebeld met de mededeling dat de kerstengel verdwenen was en, wat misschien wel opvallender was, de boom die eronder zat ook. Beiden haastten ze zich naar het gemeentehuis, alwaar ze elkaar voor de deur ontmoetten. “Dag Stijfmans,” groette Witjes zo correct mogelijk. Hij zag dat de hoofdcommissaris in de haast zijn paraplu was vergeten. “Ik wens u een goede middag burgemeester Witjes, hoewel wij ons geplaatst zien voor een schier onoplosbaar raadsel, en dat is: waar bevindt zich op dit moment de kerstboom met de lichtgevende kerstengel en waarom bevinden zij zich momenteel niet op de hen geëigende plek, namelijk het dak van ons gemeentehuis?”
“Je mot bij Dakenmakers wezen.” Buurvrouw Henkie was
bij ze komen staan, ook zonder paraplu, en Witjes hield de zijne boven haar hoofd. Buurvrouw Henkie woonde tegenover het gemeentehuis en bracht haar tijd voornamelijk voor het raam door. “Dakenmakers hep hier de godganse middag met zijn ladders gestaan, en toen ie weg was, was de kerstboom met de engel ook weg.”
Hoofdcommissaris Stijfmans stak zijn vinger omhoog en riep: “Aha!” Toen ging hij op handen en voeten zitten om het gebied rond het gemeentehuis aan een nadere inspectie te onderwerpen. Vijf minuten later, de burgemeester en buurvrouw Henkie waren nog niet eens halverwege hun gesprek over het weer, voegde Stijfmans zich weer bij het gezelschap. “Na verricht sporenonderzoek kan ik u beiden melden dat ik enkele harde bewijzen (namelijk A tot en met D) heb gevonden die inderdaad in de richting van dakdekker Dakenmakers wijzen. In de nabijheid van de locatie waar het delict heeft plaatsgevonden, vond ik:
Bewijsstuk A: 1 m² isolatiemateriaal met een dikte van 20 mm;
Bewijsstuk B: een rol bitumineuze dakbedekking met inlage;
Bewijsstuk C: een brander;
Bewijsstuk D: een visitekaartje van “Dakdekker P. H. Dakenmakers” met daarop het logo dat hij onlangs aan de moderne tijd heeft aangepast. "
Dakenmakers, de plaatselijke dakdekker, woonde met vrouw en vijf kinderen in een klein wit huisje aan het einde van de straat. Witjes en Stijfmans verdeden geen tijd en beenden zonder verder iets te zeggen maar verschrikkelijk resoluut in de richting van het huisje.Vanachter het gordijn was een helder licht zichtbaar.
Op het moment dat de deur van het huisje openging, verspreidde een warme gloed zich over de straat. De rijzige gestalte van dakdekker Dakenmakers verscheen in de deuropening. “U komt voor de kerstboom met lichtgevende engel?” “Inderdaad,” antwoordde hoofdcommissaris Stijfmans. “Deze zou zich in deze tijd van het jaar op het dak van ons gemeentehuis behoren te bevinden, echter, daar bevindt zich momenteel enkel een lege standaard. Wij hebben sterke aanwijzingen dat u van deze kwestie meer afweet. Wat deed u, slechts enkele uren vóór Kerstnacht, op het dak van het gemeentehuis? Uitgesloten lijkt, dat u zich om professionele redenen op dit dak bevond: er is geen lekkage geconstateerd en bovendien is alom bekend dat men in uw professie de werkzaamheden niet uitvoert terwijl slagregens het land teisteren.”
Dakenmakers zweeg even. “Het heeft allemaal te maken met marges,” zei hij tenslotte. “U kent mijn vrouw. Ze is enorm. En ook mijn vijf bloedjes van kinderen zijn reusachtig voor hun leeftijd. Wij hebben dit jaar een kalkoen laten aanrukken die ons huisje bijna niet in kon. Maar mijn vrouw en kinderen willen ook nog ijs met slagroom toe, en een uitgebreid kerstontbijt met croissantjes en krentenbrood. En chocolademelk. En Glühwein. Maar ik kan mijn gezin verder alleen maar een glaasje water aanbieden. Omdat het feest is, heb ik het voor ze warm gemaakt op een vuurtje. Van vorig jaar hebben wij nog een theezakje over en wat oploskoffie. Zelf drink ik natuurlijk een biertje.”
De (enorme) vrouw en (reusachtige) kinderen van de dakdekker kwamen in de hal achter hem staan. Ze hadden grote, holle ogen opgezet waarmee ze de burgemeester en de hoofdcommissaris zó hartverscheurend aankeken, dat je zou zeggen dat ze oefenden voor een televisiespotje voor een goed doel. “Als de weledele burgemeester,” (hij keek Witjes doordringend aan) “die in een prachtig pand aan de rand van het dorp woont en statige bomen voor zijn deur heeft, die in een BMW rijdt en in driedelig pak naar zijn vergaderingen gaat - als deze burgemeester dus wél een kerstboom zo groot als een vuurtoren op zijn dak zet, maar bijzonder zuinig kijkt als ik met mijn toch al bescheiden prijsopgave kom, dan zie ik het als mijn goed recht de besparing die deze zelfde kerstboom (plus kerstengel) op de verwarmings- en elektriciteitskosten mij oplevert, te zien als een rechtvaardige beloning voor mijn werk. U zei net zelf: het dak lekt niet. De kerstboom ligt inmiddels in handzame blokjes bij mijn open haard, en bij het licht van de kerstengel kunnen wij de kerstverhalen van Bomans lezen, de noten van de kerstliedjes die wij zingen of de decembereditie van ons favoriete vakblad.”
“In naam der wet!” riep Stijfmans uit en hij zocht verwoed in zijn jas naar de handboeien, waarvan hij zeker wist dat hij die bij zich gestoken had. Burgemeester Witjes stond echter als door de bliksem getroffen en zei met zachte, maar vaste stem: “Hou je handboeien op zak, Stijfmans. Deze man heeft gelijk. Kijk toch naar die vijf reusachtige kinderen en die enorme vrouw. Zelf houd ik ook ontzettend veel van ijs met slagroom en ook van een uitgebreid kerstontbijt met croissantjes en krentenbrood en chocolademelk en Glühwein. Ik heb bovendien sinds kort een heleboel kamers over in mijn huis. Ik wil jullie dus uitnodigen de kerstdagen bij mij thuis door te brengen, als dank voor het dak dat, eerlijk is eerlijk, in het geheel niet lekt.”
Onnodig te vermelden dat dit verhaal goed afloopt. De familie Dakenmakers ging direct in op de uitnodiging. Niet enkel omdat dit ongetwijfeld een langdurige gevangenisstraf scheelde en nog een extra besparing opleverde ook (alles ging immers op kosten van de burgemeester). Uit zijn hoofd berekende Dakenmakers dat zijn dakdekkerbedrijf door deze gunstige wending van het lot het boekjaar alsnog met winst kon afsluiten. Een ander belangrijk argument was dat men bij het zingen van de kerstliederen een goede bariton miste en burgemeester Witjes, dat was algemeen bekend, wás een goede bariton. De vrouw van Witjes was diep getroffen door het gebaar van haar man. Ook vond ze diens BMW lekkerder rijden dan de Opel van Stijfmans. Ze besloot dus nog diezelfde Kerstavond bij haar oorspronkelijke ware Jacob terug te keren. En de kleine Fee, die legde zich voortaan toe op het schrijven van filosofische traktaten en nam zich voor nooit meer een kerstengel te maken die licht gaf.