Roofs 2007-01-19 Regelgeving voor valbeveiliging op daken is complex
Op de Nationale Dakendag 2006 werd duidelijk dat de onzekerheid rond de kwaliteit van geïnstalleerde valbeveiligingssystemen het grootste punt van zorg was bij de aanwezigen. Het was het onderwerp waarbij de zaal het meest actief deelnam aan de discussie. Dat is geen wonder, nu het aanbod aan valbeveiligingen alleen maar toeneemt en de status daarvan op z’n zachtst gezegd lastige materie is. De onrust over de kwaliteit van valbeveiligingssystemen is terecht: er wordt teveel ruimte geboden om zeker te zijn. Daarom hier een overzicht van de regelgeving.
Ing. A.B. Berlee
De regelgeving omtrent veilig werken op daken is zodanig dat weinigen weten wat mag, wat niet en waarom. Herhaaldelijk verwijzen partijen naar voorschriften, wetten en normen. Op het gebied van valbeveiligingssystemen op daken zijn drie normen van belang. Dat zijn de normen voor dakhaken, collectieve beveiliging voor hellende daken en ankerpunten. De eerste twee hebben betrekking op hellende daken, de laatste ook op platte daken. Aan de hand van de laatste kan worden uitgelegd hoe de regelgeving in Nederland is georganiseerd en welke gevolgen dat heeft voor de praktijk.
Productnorm
NEN-EN 795 is de norm voor ankerpunten op platte en hellende daken. Uitsluitend daartoe aangewezen ‘Notified Bodies’ (erkende certificeringsinstellingen) mogen producten naar de norm certificeren. De leverancier kan door een certificaat van de Notified Body aantonen dat het product voldoet aan de norm. De eisen die aan een gecertificeerd anker gesteld worden, zijn zonder meer zwaar te noemen. Dit geeft de afnemer enig houvast in de kwaliteit van het ankerpunt. Het anker sec voldoet dus aan de norm; het aanbrengen van het product is echter niet genormeerd. Voor het deugdelijk aanbrengen wordt verwezen naar de voorschriften van de leverancier. Daardoor kan het gebeuren dat gecertificeerde producten in de praktijk toch niet voldoen. Zeker wanneer de kwaliteit in sterke mate afhankelijk is van de montage van het anker. Volgens de norm moet daarom ook een aangebracht anker getest kunnen worden. Maar het testen kan het anker verzwakken en in de praktijk wordt er zeer summier getest. Dat werd tijdens de genoemde discussie op de Dakendag in Utrecht beaamd. Een dak als geheel is niet naar een norm te beveiligen, waardoor de betreffende EN-norm beschouwd wordt als een ‘productnorm’.
Om te bewerkstelligen dat een dak veilig is voor werknemers, moet het worden ingericht conform het Arbeids-Informatieblad, kortweg AI-blad. Dit AI-blad is opgesteld in samenspraak met deskundigen en vertegenwoordigers uit de branche waar het AI-blad betrekking op heeft, onder toezicht van het ministerie van SZW. De Arbeidsinspectie controleert en sanctioneert naar de regels van het AI-blad, omdat de afspraken die erin zijn verwoord in samenspraak met belanghebbenden zijn gemaakt. Er is daarmee een grond voor controleren en sanctioneren. Omdat er in Nederland onderscheid wordt gemaakt in een branche voor hellende daken en een branche voor platte daken zijn er twee verschillende AI-bladen. Gezien de aard van de risico’s is dat ook logisch. Moet je enigszins moeite doen om van een plat dak te vallen, bij een hellend dak moet je enigszins moeite doen om er niet af te vallen. In de AI-bladen wordt aangegeven dat een dak met dakankers veilig werken mogelijk maakt maar ook dat er alternatieven mogelijk zijn. Er is een voorkeur voor bepaalde maatregelen, namelijk: eerst collectieve beveiliging en wanneer dat niet mogelijk is persoonlijke beveiliging. Dakankers of andere maatregelen worden dus niet expliciet voorgeschreven.
De verschillende maatregelen die volgens het AI-blad getroffen kunnen worden om veilig werken op daken mogelijk te maken, zijn niet allemaal te normeren. Eigenlijk zijn alleen dakankers en daaraan verbonden lijnsystemen te normeren, omdat voor de andere permanente maatregelen simpelweg geen normen zijn opgesteld. Hekwerken bijvoorbeeld moeten voldoen aan beleidsregel 3.16 lid 6 van de Arbeidsinspectie. Voor gebiedsbegrenzing, gebaseerd op het principe van werkpositionering, gelden regels als vermeld in de norm 354 voor de lijnen waarmee dit gebeurt. Er zijn daarentegen geen eisen voor de verankering van gebiedsbegrenzers aan het dak. Ook voor afbakening van de gevarenzones gelden geen regels voor de producten waarmee dit tot stand wordt gebracht. Een rood-wit afbakeningslint of een plastic kettinkje volstaat net zo goed als een streep op het dak. Voor kooiladders zijn er wel weer regels maar voor ladderopstelplaatsen weer niet. Het spreekt voor zich dat maatregelen waarvoor geen normen zijn opgesteld eenvoudiger en voordeliger zijn aan te brengen. Steeds meer leveranciers en producenten springen hier op in met steeds weer nieuwe en goedkopere oplossingen. Het einde is in die zin nog niet in zicht en het is dan ook geen wonder dat steeds meer mensen hun bedenkingen hebben bij de wijze waarop momenteel daken worden beveiligd. De reacties op de Nationale Dakendag bevestigden dit.
Aansprakelijkheid
Het wordt nog lastiger. Leveranciers van producten moeten – om hun aansprakelijkheid omtrent de werking van hun product af te dekken – instructies bijleveren waarin vermeld staat hoe het product toe te passen en hoe te gebruiken. In geval van een ongeval kunnen de kosten namelijk zeer hoog oplopen. Voor de leveranciers is het afdekken van de aansprakelijkheid relatief eenvoudig: zij hoeven uitsluitend rekening te houden met de eigenschappen en beperkingen van hun eigen product (of producten) in de diverse daktoepassingen. Dat ligt anders voor dakbetreders die geacht worden het te gebruiken. De gerenommeerde leveranciers bieden trainingen aan hoe het eigen systeem gebruikt moet worden. Leveranciers stemmen de wijze van installeren en gebruik vooralsnog niet op elkaar af. Schrijft de ene leverancier een heupgordel voor, de ander eist een specifieke loopwagen met harnas, weer een ander schrijft het gebruik van een standaard harnas met valdemper voor. Dakwerkers die voor meerdere opdrachtgevers werken, worden daardoor geconfronteerd met soms even zovele systemen en voorschriften. Denk daarbij naast dakdekkers ook aan installatiebedrijven, schilders, glazenwassers, bliksembeveiligers etc. Aan de hand van de getoonde presentatie van valbeveiligingssystemen werd op de Dakendag – wellicht ongewild – pijnlijk duidelijk hoeveel verschillende systemen er nu al zijn.
Om het bos aan regels te completeren: een harnas is een persoonlijk beschermingsmiddel waarbij de werknemer indirect en de werkgever direct verantwoordelijk is voor onderhoud en correct gebruik. De permanente maatregelen op het dak daarentegen zijn voor verantwoording van: in eerste instantie het bedrijf dat het installeert, in tweede instantie de leverancier van de betreffende maatregel en last but not least de gebouweigenaar die opdracht heeft gegeven het op het dak aan te brengen. Bij een ongeval is het de taak van de Arbeidsinspectie de oorzaak en daarmee de schuldige aan te wijzen waarbij het aan de verzekering van het slachtoffer is uit te vinden wie het uiteindelijk gaat betalen.
Het zijn met name dakbedekkingsbedrijven, die inmiddels massaal valbeveiligingsproducten aanbrengen, en die als eerst verantwoordelijke grote risico’s lopen in geval het fout gaat. Het aanbrengen van valbeveiligingssystemen is namelijk geen standaard dakdekkerswerk en valt in de meeste gevallen niet onder lopende aansprakelijkheidsverzekeringen. Wanneer een ongeval plaatsvindt en als gevolg daarvan het bedrijf failliet gaat, is de gebouweigenaar waarschijnlijk de eerstvolgende aansprakelijke, aangezien de leveranciers, met de genoemde installatievoorschriften en certificaten, vrij sterk staan. Dat er tot op heden nog niets is voorgevallen, heeft alles te maken met de betrekkelijk korte tijd dat permanente valbeveiligingssystemen op daken worden aangebracht. Maar dat het een kwestie van tijd is bewijst de helaas waargebeurde anekdote dat een opzichter zich, met harnas voorzien van valdemper en al, aan de bliksembeveiliging zekerde in de veronderstelling dat het een lijnsysteem betrof.
Maatregelen
Dit alles biedt op haar beurt weer ruimte aan instanties die keurmerken voor veilige daken afgeven. Daar zijn er nu verschillende van, waarbij al snel duidelijk is dat ook deze verschillende instanties niet op identieke wijze beoordelen. Er is ook geen opleiding voor controleurs of keurmeesters op dit gebied. In het land der blinden moet je niet op een dak zijn, zoveel werd wel duidelijk. René Hartman van BDA sprak op de Dakendag uit wat naar zijn oordeel de juiste procedure moet zijn om te komen tot een veilig dak. Hij pleitte ervoor om eerst door een onafhankelijke instantie een RI&E te (laten) maken, waarbij duidelijk wordt gemaakt welke maatregelen er getroffen moeten worden om tot een veilig dak te komen. Laat die maatregelen vervolgens uitvoeren met de juiste materialen en producten. Laat tot slot aan de hand van de eerder uitgebrachte RI&E door dezelfde instantie controleren of die maatregelen zijn getroffen, met de juiste producten en op de juiste wijze. Op die manier is het toezicht in ieder geval eenduidig en heeft het met de RI&E ook een grondslag.
Aangezien nog lang niet alle daken van Nederland veilig zijn volgens de regels, is het verstandig om daar waar de gevaren manifest zijn het eerst maatregelen te treffen. Breng eerst in kaart wie regelmatig op het dak komt en regel door een meldingsplicht dat dit zo min mogelijk personen en instanties zijn. Laat die personen eerst een cursus veilig werken op hoogte volgen, zodat zij zich bewust zijn van de risico’s van werken op hoogte. Dit vanuit de gedachte dat veiligheid in eerste instantie bewust omgaan met risico’s is. (Het aantal mensen dat van hellende daken valt is aanzienlijk minder dan het aantal dat van platte valt. De reden hiervoor is dat je je op een hellend dak altijd bewust bent van het valgevaar.) Inventariseer de werkelijke gevaren en tref daar het eerst maatregelen voor. Daarvoor hoeft lang niet altijd het hele dak te worden uitgerust. Kies voor één systeem en zie er op toe dat het systeem gebruikt wordt zoals voorgeschreven. Wanneer het dak groot onderhoud behoeft, tref dan permanente maatregelen. Dat scheelt enorm in de kosten en schept ruimte voor kwaliteit, juist in valbeveiliging.