Roofs 2009-07-10 Blijf in gesprek met de bank”
De gevolgen van de Kredietcrisis voor de dakenbranche zullen naar verwachting na de bouwvak pas echt merkbaar worden. Nu de bouwvak in zicht komt wordt de vraag relevant hoe de dakenbranche hier mee om zal gaan. In een serie artikelen stelt Roofs verschillende mensen uit de dakenbranche deze vraag. In dit derde deel de sectormanagers Bouw van de Rabobank Sander Kuijpers en Yvonne van Genugten.
Bij het huidige hoofdkantoor aan de Croeselaan in Utrecht bouwt de Rabobank momenteel aan een nieuw pand. In dit gebouw met een hoogte van 105 meter (het is op de Domtoren na het hoogste gebouw van Utrecht) wordt het personeel centraal ondergebracht. Bij de realisering van dit gebouw is extra aandacht besteed aan milieu en duurzaamheid. Het gebouw is bedoeld voor ongeveer 3000 medewerkers, maar heeft ‘maar’ 2000 werkplekken omdat de bank meer zal gaan werken volgens het principe waarbij medewerkers zelf verantwoordelijk zijn voor hun werktijden en werkwijze. Dit is van belang om het centrum van Utrecht bereikbaar te houden. Volgens planning is het pand in juli 2010 gereed, men zal het eind 2010 in gebruik nemen.
Sander Kuijpers en Yvonne van Genugten zijn sectormanagers Bouw bij de Rabobank. Zij adviseren hun klanten in de bouwbranche op bedrijfseconomisch gebied en houden trends en ontwikkelingen in de gaten en men organiseert verschillende bijeenkomsten om de klanten hierover voor te lichten of een podium te bieden. De Rabobank behoort tot de banken die niet in de problemen zijn gekomen als gevolg van de Kredietcrisis, volgens Kuijpers en Van Genugten omdat de bank van oudsher een behoudende strategie voert.
Analyse
“2009 en 2010 zullen verloren jaren zijn voor de bouw,” analyseert Van Genugten. “Naar verwachting zal de economie in de loop van 2010 wel weer aantrekken, maar de bouw zal hiervan pas later profiteren en pas in 2011 een stijgende lijn inzetten. De verwachting is dat de bouw pas in 2014 weer op het niveau van 2008 zit.” “Ondanks dit sombere vooruitzicht zijn wij niet somber gestemd,” aldus Kuijpers. “De woningmarkt is niet in evenwicht: de vraag is nog steeds groter dan het aanbod. Momenteel worden jaarlijks zo’n 25.000 woningen gesloopt op een woningbestand van 7 miljoen woningen. Dit zou betekenen dat iedere woning 280 jaar mee zou moeten gaan. Dat gaat niet gebeuren. Als gevolg van gezinsverdunning komen er tot 2030 zo’n 800.000 gezinnen bij die ook allemaal een woning nodig hebben. Het zou dus heel goed kunnen dat er na deze sombere tijd een hausse volgt en er weer meer dan genoeg werk is. Er ligt dus genoeg perspectief. De ondernemer moet alleen wel door deze periode heen en ervoor zorgen dat hij er klaar voor is als de hausse komt.”
Ook voor wat betreft utiliteitsbouw verwachten Kuijpers en Van Genugten dat er op termijn voldoende werk zal zijn zodra de economie weer aantrekt. “Er is een overaanbod van vierkante meters, maar de kwaliteit van het aanbod sluit niet aan op de gevraagde kwaliteit. Er worden andere eisen gesteld aan bedrijfsgebouwen, op het gebied van energiebeheer en op het gebied van de inrichting - onze eigen nieuwbouw is hier een goed voorbeeld van. Dat betekent dus dat er veel gesloopt zal gaan worden en veel oude bedrijventerreinen herontwikkeld zullen gaan worden.”
Vertrouwen
“Er ligt dus in potentie genoeg werk, maar op dit moment durft niemand het geld dat daarmee gemoeid is uit te geven. Dat heeft te maken met vertrouwen. En dat vertrouwen zal zich herstellen zodra we signalen ontvangen dat de wereldeconomie zich herstelt,” aldus Van Genugten.
Kuijpers en Van Genugten onderschrijven de mening van Pieter Hartog van Rockwool in het vorige deel van deze artikelenreeks niet volledig. Waar Hartog pleitte voor een actievere overheid, stellen de beide sectormanagers Bouw dat een kleine, open economie als de Nederlandse in hoge mate afhankelijk is van de wereldeconomie.
Kuijpers: “De overheid kan wel in het wilde weg met geld gaan smijten, maar het is de vraag of de Nederlandse economie daar wel mee geholpen is. Onze economie trekt aan zodra de wereldeconomie aantrekt, daar heeft onze overheid minder invloed op. Het is met name belangrijk dat de overheid duidelijkheid biedt en maatregelen goed communiceert, want zolang zaken onduidelijk zijn, blijft men afwachten.”
Op de korte termijn zijn er natuurlijk wel maatregelen die de overheid kan nemen, zoals projecten naar voren halen en de BTW-maatregelen. “Dat is natuurlijk prima, maar dat moet men dan wel heel snel doen om nog effect te kunnen sorteren.”
“Het is algemeen gesproken wat te gemakkelijk om naar de overheid te wijzen,” voegt Van Genugten toe. “Men kan beter de energie steken in de situatie zoals die nu is. Dat betekent dat men naar het eigen bedrijf moet kijken en op basis van de marktontwikkelingen de eigen strategie moet bepalen. Dat moet een ondernemer altijd doen, ook als het goed gaat met de economie, maar nu is het extra belangrijk. Bedrijven die de afgelopen jaren hebben gebruikt om de organisatie zo veel mogelijk te stroomlijnen, zullen de komende periode misschien ook wel pijn voelen, maar zullen naar onze verwachting de crisis eenvoudiger overleven.”
Strategische gesprekspartner
Hoe nu met de situatie om te gaan? Van Genugten: “Het is voor een ondernemer goed om voor zichzelf te bepalen wat voor bedrijf hij precies heeft: lever ik capaciteit of heb ik een bedrijf dat de klant oplossingen biedt? Dat heeft met de cultuur van het bedrijf te maken: wat voor soort medewerkers heb ik, hoe ga ik om met leveranciers? Voor beide typen bedrijven is er wel perspectief; de bedrijven die vooral capaciteit leveren hebben het nu moeilijker, maar zijn straks wel weer nodig. Andere belangrijke vragen zijn natuurlijk: wat is mijn positie, hoe ziet mijn portefeuille eruit, wat is mijn liquiditeit, hoe flexibel ben ik met mijn kosten, hoe ga ik om met sleutelmedewerkers? Men doet er verstandig aan om al dat soort zaken nu na te gaan om voorbereid zijn op de spannende periode na de bouwvak.”
Belangrijk is volgens beiden tevens dat ondernemers in gesprek blijven met de bank. “Men doet er verstandig aan de bank te zien als een strategische gesprekspartner,” aldus Kuijpers. “Wacht niet tot het water u aan de lippen staat voordat u in gesprek gaat met uw bank, want dan wordt het voor de bank ook moeilijker om te reageren. Geef de bank inzicht in hoe u denkt dat de komende periode eruit ziet en in uw visie hoe u hiermee om wilt gaan. Hoe meer inzicht de bank heeft, hoe gemakkelijker de bank mee kan denken. Daarbij is het van belang dat men niet bang moet zijn toe te geven dat het slecht met een bedrijf gaat. Er is immers een wederzijds belang: de bank heeft er geen belang bij als de klanten in de problemen komen. Wij zullen er dan ook alles aan doen om onze klanten tegemoet te kunnen komen.”
Kuijpers vertelt dat de kredietverlening van de Rabobank nog steeds op niveau is. “We verlenen momenteel minder kredieten dan in dezelfde periode in 2008, maar de investeringsdrang van ondernemers is ook minder. Het is niet zo dat wij nu op ons geld gaan zitten. We zijn bij kredietaanvragen natuurlijk wel kritisch, maar dat moet je als ondernemer zelf ook zijn. Als je als ondernemer een goed plan hebt, is er zeker de mogelijkheid bij de bank een luisterend oor te vinden.”
De Rabobank nodigt haar klanten op individuele basis uit om langs te komen voor een gesprek, en roept haar klanten ook bij deze op om te komen praten. “Het komende half jaar wordt spannend,” besluit Van Genugten. “Er zal zeker wel het een en ander gaan gebeuren. Wij denken echter dat als u als bedrijf in de dakenbranche het komende half jaar overleeft, er voldoende kansen zijn voor de toekomst.”