Zoeken

Roofs 2010-04-10 Nieuwe ontwikkelingen in discussie brandeigenschappen isolatiematerialen

Sinds het Brandsymposium dat Rockwool organiseerde is de discussie over de brandveiligheid van isolatiematerialen weer opgelaaid. Op de pagina’s van Roofs werd de discussie in de periode oktober 2009-januari 2010 gevoerd tussen Pieter Hartog van Rockwool Benelux en Frank Donkers van Kingspan. De discussie krijgt nu een staartje.

Hoe hoog de gemoederen zijn opgelopen, blijkt uit twee ingezonden stukken die de redactie van Roofs onlangs ontving, van respectievelijk brancheorganisatie Stybenex en fabrikant IsoBouw. De discussie gaat nu niet meer over de brandeigenschap van materialen, maar over de manier waarop de discussie wordt gevoerd, en met name de acties die zijn ondernomen richting de overheid. Hieronder worden beide ingezonden stukken integraal geplaatst.

“Rockwool isoleert zich van de werkelijkheid”

Sedert zeker 1975 probeert Rockwool haar uitspringende verkoopargument te willen legitimeren door het propageren van een wijziging van de bouwregelgeving. De vermeende onbrandbaarheid van hun materiaal wordt dan als “Haarlemmerolie” voor brandveiligheid bestempeld. De essentie van hun logica is: stenen branden niet, steenwol dus ook niet en DUS kunnen Rockwool -producten ook niet branden. Een deskundige begrijpt deze schijnlogica niet want hij/zij weet dat ook Rockwool bij een stevige brand in vlammen opgaat. Dat heeft te maken met het bindmiddel en andere toeslagstoffen c.q. afwerklagen die voor een gedragsverandering zorgen. Deze schijnlogica is echter wel het fundament voor hun agressieve propagandacampagne. De zogenaamde branddemonstraties op naakt materiaal zijn daar een schrijnend voorbeeld van, immers isolatie wordt om uiteenlopende redenen nooit kaal toegepast.

Zelfs de Minister van VROM/WWI en de Tweede Kamer werden bestookt met pleidooien om de bouwregelgeving dusdanig aan te passen dat uitsluitend maar één isolatiemateriaal zou worden toegestaan en u raadt het al: onbrandbare isolatie en met name Rockwool. Gelukkig trapten de Minister en Tweede Kamer daar niet in. De Minister gaf TNO/Efectis de opdracht de zaak te onderzoeken.  Hun rapport kwam medio maart uit. De slotconclusie was vernietigend: “met kunststofschuimen isoleer je niet significant onveiliger” en veegde daarmee het door Rockwool aangeleverde bewijsmateriaal van tafel. Het Ministerie van VROM/ WWI probeerde nog een zwak voorstel voor wetswijziging in scheidingswanden als “doekje voor het bloeden” voor te stellen, maar ook dat werd door het Expertisecentrum Regelgeving Bouw, DGMR en Efectis als onnodige discriminatie bestempeld, nog afgezien van het feit dat het hier tot plotseling descriptieve regelgeving kwam. Dat spoor hadden we met het Bouwbesluit in 1993 inmiddels verlaten.

De brief van Rockwool aan Den Haag bevatte een aantal kardinale onjuistheden maar verkoopt vooral angst. De angst voor brand en de tragische gevolgen. En angst is een slechte raadgever. Het effectueren van de Rockwool suggestie in wetgeving zou leiden tot een schijnveiligheid die grote maatschappelijke gevolgen zal hebben. Waar het om gaat - en dat is ook het doel van de vigerende wetgeving - is de vraag of de branduitbreiding door isolatie dusdanig wordt versneld dat mensen niet meer op tijd kunnen wegkomen. Welnu, het staat vast dat de branduitbreiding niet wordt bepaald door de gebruikte isolatie maar door compartimentering van het gebouw en de inventaris in het gebouw. Anders gezegd: de brandveiligheid van een gebouw wordt niet bepaald door de toegepaste isolatie. Bij een brand zal uiteindelijk al het materiaal verbranden, dus ook kunststofschuimen (waaronder EPS en PUR) en Rockwool producten.

Het offensief van Rockwool is dus gebaseerd op een schijnlogica en een onvervalst eigenbelang. Daarmee wordt een gevaarlijke weg geopend die geplaveid is met angst. Het is veel beter te kijken naar feiten en cijfers en te leren van de praktijk. Zo analyseren alle producenten van brandveilige isolatie opgetreden branden in Nederland. De producenten van EPS (verenigd in Stybenex) hebben deelgenomen aan het TNO project “leren van praktijkbranden” met als slotconclusie: “het maakt niet uit waar je mee isoleert; compartimentering en inhoud bepalen de brandvoortplanting” (zie ook de brand van het Gamma gebouw in Doetinchem). Rockwool deed niet mee, kennelijk omdat dit onderzoek en genoemde conclusie hun stelling weerleggen dat alleen de minerale wol van Rockwool brandveilig zou zijn.

Daarnaast heeft Rockwool tevergeefs getracht de EU testnormen aan hun
marketingstrategie aan te passen. Dat is echter niet gelukt. Zelfs een beroep op het Europese Hof haalde niets uit. Hun pogingen om deze strategie in Nederlandse wetgeving te verankeren lopen sinds 1975 spaak. Binnen het NVTB (Nederlands Verbond Toeleveranciers Bouw) is ook afwijzend gereageerd op een dergelijke reactie van een marktpartij die hiermee slechts haar eigenbelang nastreeft.

Goede isolatie leidt tot een aanzienlijke besparing van CO2 emissie, is eenvoudig recyclebaar, is gemakkelijk verwerkbaar en beloopbaar en leidt niet tot huidirritatie bij verwerking. Daarnaast is het rendement van de investering in isolatie van groot belang. Op dit soort aspecten verschillen de diverse isolatiematerialen van elkaar. Niet op het punt van brandveiligheid.

Rockwool blijft deze realiteit ontkennen; ook na de publicatie van onafhankelijke, door de Minister ingehuurde deskundigen. Daarmee isoleert zij zich van de werkelijkheid. Hoewel zij tevens het maatschappelijke belang van goede isolatie en transparante informatie propageert is het spijtig te moeten constateren dat Rockwool meent haar maatschappelijke verantwoordelijkheid op deze wijze te moeten invullen.

Namens Stybenex en  haar leden,
Hans Tepper

“Isolatie moet bovenal isoleren!”

Kent u het sprookje ‘De nieuwe kleren van de keizer’? U weet wel: die koning die in zijn blootje rondloopt terwijl hij denkt dat hij de mooiste kleren draagt. De slimmerik in het verhaal is de kleermaker. Omdat hij niet in staat is de mooiste stof te maken verkoopt hij de koning een niet fysiek bestaande stof. Weliswaar een slechte kleermaker, maar een zeer goede verkoper want hij voegt er een belangrijk ontastbaar element aan toe; iedereen die de stof niet kan zien is dom! Het resultaat: De koning is verblind door zijn eigen ijdelheid en heeft geen oog meer voor de andere noodzakelijke eigenschappen die men normaliter aan kleding stelt.

Bovenstaand sprookje vertoont alle overeenkomsten met de discussie die onlangs in Roofs is gevoerd m.b.t. de brandveiligheid van isolatiematerialen. De kleermaker staat symbool voor de fabrikanten van zogenaamde onbrandbare isolatiematerialen. Ook zij zijn handige verkopers en proberen de aandacht af te leiden van de prestaties van hun isolatiematerialen door volledig te focussen op één abstract element, de veiligheid. Angst verkoopt blijkbaar goed. Is het bij de koning de angst voor domheid, zo is het hier de angst voor aansprakelijkheid.

Met u als lezer, verwerker en wellicht potentiële koper lijkt men hetzelfde kunstje te willen uithalen als met de koning. Door prominent te focussen op één aspect (in het sprookje de ijdelheid en in de discussie de brandveiligheid) leeft waarschijnlijk de verwachting dat ook u ‘verblind’ wordt en geen oog meer heeft voor alle belangrijke producteigenschappen van isolatiematerialen.

IsoBouw vindt dat u op een eerlijke en evenwichtige manier dient te worden geïnformeerd. Daarom zou de discussie veel breder moeten worden getrokken. Brandveiligheid is een aspect waaraan in de discussie onevenredig veel aandacht wordt besteed. Zeker als je bedenkt dat EPS en andere materialen, toegepast in bouwconstructies, dezelfde genormeerde prestaties leveren als zogenaamde onbrandbare isolatiematerialen. Isolatiemateriaal moet vooraleerst goed en duurzaam isoleren. Dat geldt nu nog meer dan ooit. Want we hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de milieudoelstellingen te behalen en dus energie te besparen en de CO2 uitstoot te verminderen. Een goede en duurzame isolatie is volgens onderzoek de meest efficiënte oplossing om deze doelstelling te bereiken.

IsoBouw vraagt u dan ook om uw oordeel over de kwaliteit van isolatiematerialen in een breder perspectief te plaatsen. Hebt u bijvoorbeeld al eens nagedacht over de impact van vocht op het isolerend vermogen van bepaalde isolatiematerialen? Iedereen die wel eens in een wollen trui in de regen heeft gelopen, begrijpt waarschijnlijk het belang van deze vraag. Beseft u welke kwaliteitsrisico’s u loopt bij een slecht beloopbaar dak waar ‘zachte’ materialen zijn toegepast? Weet u welke isolatiematerialen in praktijk wel en welke niet op grote schaal gerecycled worden en welk materiaal de beste milieubeoordeling heeft?
Vergelijk de materialen ook eens op het gebied van verwerking en gezondheid. Hebt u bijvoorbeeld ooit berekend hoeveel kilo’s materiaal een dakdekker bij de diverse isolatiematerialen op het dak moet verplaatsen? Vraagt u zich weleens af waarom men bij sommige isolatiematerialen handschoenen, maskers en veiligheidsbrillen moet dragen en wat de toepassing daarvan dus voor een mogelijk effect heeft op de gezondheid? Hebt u zich als dakdekker ooit afgevraagd wat u nu precies ruikt bij bepaalde isolatiematerialen als u de afdichting gaat branden?  En zo kunnen we nog wel even doorgaan.

Met andere woorden: Baseer uw keuze op een brede kwaliteitsbeoordeling van alle relevante aspecten, zoals isolatiewaarden, duurzaamheid, prijs, het verwerkingsgemak en de impact van materialen op de gezondheid en het milieu. Laat u zich niet zoals de koning verblinden door mooie verhaaltjes die, in zijn geval letterlijk, weinig om het lijf hebben. Voor isolatiematerialen geldt hetzelfde als voor kleding; de kwaliteit wordt nooit bepaald door één aspect alleen. Beide producten hebben nog iets gemeen; ze moeten vooral warmte en behaaglijkheid bieden. Als de koning dit wat meer had beseft dan had hij zich nooit laten oplichten.

Gerard Sleegers, IsoBouw