Zoeken

Roofs 2010-09-06 MVO is geen modegril

Tegenwoordig worden steeds meer eisen aan bouwbedrijven gesteld op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Hoe hiermee als onderaannemer mee om te gaan? Een gesprek met René de Kwaadsteniet, senior beleidsmedewerker van de Aannemersfederatie Nederland.

“De overheid stimuleert het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen door van haar opdrachtnemers te verlangen dat zij voldoen aan bepaalde eisen op maatschappelijk gebied,” aldus De Kwaadsteniet. “De Regieraad Bouw heeft dit opgepakt en namens de Gespecialiseerde Aanneming heeft de Aannemersfederatie het onderwerp opgepakt. De koepelvereniging is namens haar leden samenwerkingsverbanden aangegaan met TNO, Syntens en de Stichting Bouwresearch (SBR). Zelf ben ik als senior beleidsmedewerker namens de Aannemersfederatie het aanspreekpunt voor de bij ons aangesloten branches op het gebied van innovatie. Wij voorzien onze leden van informatie via workshops, voorlichtingsbijeenkomsten, brochures en andere activiteiten.”

People, Planet, Profit

“MVO is een onderwerp dat verder gaat dan alleen productinnovatie. Het gaat uit van de Triple P: People, Planet en Profit. Onder ‘People’ kun je bijvoorbeeld een evenwichtige verdeling van de welvaart rekenen; maar ook bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden spelen hierbij een rol, en de leefomgeving van mensen. Denk bijvoorbeeld ook aan een juist generatiebeleid: is de bouw nog interessant genoeg voor jongeren? Hoe ga je om met dakdekkers die na jaren op het dak op hun vijftigste zijn versleten? Welk allochtonenbeleid voert het bedrijf? Ook dit is Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.”

“Onder ‘Planet’ valt de gedachte dat de activiteiten van het bedrijf het milieu zo min mogelijk belasten. Hier valt dus bijvoorbeeld een energiezuinig kantoorgebouw onder, een gescheiden afvalverwerking en productinnovatie op het gebied van recycling e.d. Maar ook de logistieke organisatie van het bedrijf, de mobiliteit van producten en personen, is een onderdeel dat hier onder valt. In dit opzicht valt te denken aan gebiedsontwikkeling waarbij alle voorzieningen voor bewoners zich in de buurt bevinden.”

‘Profit’ houdt in dat dit op een economisch verantwoorde manier gebeurt. Het is belangrijk dat MVO niet als een last wordt gezien, maar als een instrument waar iedereen een goede boterham mee kan verdienen. Het is niet vies om geld te verdienen, maar ook dit dient maatschappelijk verantwoord te gebeuren. Woekerwinsten worden niet meer geaccepteerd.”

Criteria

De overheid verlangt dus van haar opdrachtnemers dat zij actief bezig zijn met MVO. Het is dus aan de aannemers (en in het verlengde hiervan: de onderaannemers) om aan te tonen dat aan de eisen wordt voldaan. Het gaat overigens niet om dwingende regelgeving van de overheid. De Kwaadsteniet: “Nederland is een beetje regelmoe. Het wordt nadrukkelijk aan de bedrijven zelf overgelaten hoe, en hoeveel men doet aan MVO. Sommige bedrijven hebben in dit economisch klimaat wel andere zorgen aan hun hoofd. Men kan er dus ook voor kiezen niet aan MVO te doen en de opdrachten waar MVO wordt vereist te laten schieten. Maar ik denk dat het hier geen modegril betreft, maar een maatschappelijke ontwikkeling waar uiteindelijk niet aan te ontkomen valt. Bouwbedrijven kunnen MVO inzetten als marketinginstrument.”

Er is een veelheid aan instrumenten waarmee kan worden bepaald of een (onder)aannemer voldoet aan de gestelde (duurzaamheids)eisen. Zo werken sommige aannemers bijvoorbeeld met de CO2-ladder. Met de CO2-ladder wordt in een schaal van 1 t/m 5 bepaald in hoeverre het aannemersbedrijf met de activiteiten CO2 uitstoot. Een opdrachtgever kan dan als eis stellen dat de aannemer minimaal in categorie 1 of 2 valt om in aanmerking te komen voor de opdracht. In de meeste gevallen zullen aannemersbedrijven zelf moeten aangeven hoe zij aan de eisen denken te voldoen, en de opdrachtgever zal indien nodig met eigen mensen bepalen en controleren of het bewuste aannemersbedrijf inderdaad aan de eis voldoet.

De diverse criteria en regels zijn mede ontwikkeld door het Agentschap NL. Deze overheidsinstelling is namens het Ministerie van Economische Zaken actief om processen op het gebied van MVO aan te sturen en te begeleiden. Het is een samenvoeging van de uitvoeringsorganisaties SenterNovem (SN), EVD en Octrooicentrum Nederland (OCNL), ingedeeld in vijf thematische divisies (Milieu en Leefomgeving, Energie en Klimaat, Innovatie, Octrooicentrum en EVD Internationaal) met gecentraliseerde bedrijfsvoering.

“Om te voldoen aan MVO dienen bedrijven hun beleid hier op af te stemmen en hier dus de nodige investeringen voor te doen,” aldus De Kwaadsteniet. “De Aannemersfederatie kan de bedrijven die zijn aangesloten bij onze lidverenigingen hiermee met raad en daad bijstaan. Zo organiseren wij bijvoorbeeld workshops over conceptueel bouwen en projectoverstijgende ketensamenwerking. Naar onze mening liggen hier de meeste kansen voor de bouw.”

Conceptueel bouwen en ketensamenwerking

De Kwaadsteniet legt uit: “Conceptueel bouwen houdt een verregaande standaardisering van gebouwen in. Niet ieder gebouw is uniek, terwijl in de huidige bouwpraktijk elk gebouw wel steeds als een uniek bouwwerk wordt benaderd. Men begint bij elk bouwwerk weer van voor af aan met het maken van een tekening, en zo door tot en met de uitvoering. Door te werken met concepten, dus met standaard oplossingen, wordt de bouw flexibeler, kwalitatief hoogstaander (minder faalkosten), sneller, goedkoper, en schoner (minder afval). De aannemer biedt hiermee een product, of een assortiment producten, waar de eindgebruiker een keuze uit kan maken. Vraag en aanbod wordt hiermee optimaal op elkaar afgestemd.”

“Projectoverstijgende ketensamenwerking houdt in dat de diverse bouwpartijen voor een langere periode een samenwerkingsverband met elkaar aangaan. Op deze manier kan alle benodigde vakkennis al in een vroeg stadium van het bouwproces worden ingebracht. Een mooi voorbeeld is onlangs gerealiseerd door de Alkmaarse woningcorporatie Woonwaard. Hiermee bespaart de woningcorporatie veel tijd en energie bij het aanbesteden en begeleiden van onderhoud- en renovatieprojecten.”

Hoe gaat dit in zijn werk? De Kwaadsteniet: “Woonwaard verdeelt in overleg met geselecteerde hoofdaannemers de jaarproductie onderhouds- en renovatiewerkzaamheden. De aannemers kunnen aangeven voor welke onderhouds- en renovatiewerkzaamheden zij in aanmerking willen komen. In een open onderhandelingsproces verdelen ze het werk. Belangrijk was hier de bereidheid van de aannemers om open en transparant samen te werken; ook moesten de aannemers bereid zijn om met vastgestelde prijslijsten te werken. Deze samenwerking tussen opdrachtgever en hoofdaannemer heeft ook gevolgen voor de samenwerking tussen hoofdaannemer en Gespecialiseerde Aannemer. De gevraagde kwaliteit kan immers alleen geleverd worden als hoofdaannemer en Gespecialiseerde Aannemer op een goede manier samenwerken.”

“Een grondige voorbereiding is daarom noodzakelijk: elke partij moet vooraf precies weten wie waarvoor verantwoordelijk is. Ze maken vooraf gezamenlijk een draaiboek en werkplanning en stemmen deze op elkaar af. Wie zich niet aan de afspraken houdt, ondervindt daar zelf de nadelen van. Zowel hoofdaannemers en gespecialiseerde aannemers worden immers geselecteerd op basis van de kwaliteit van werken en ze verliezen hun voorkeurspositie als ze de verwachtingen niet kunnen of willen waarmaken.”

In maart 2010 publiceerde de Aannemersfederatie Nederland in samenwerking met de Stichting Bouwresearsch (SBR) het rapport Verkenning ketensamenwerking AFNL. Samenwerking en ketenintegratie Hoofdaannemers en Gespecialiseerde Aannemers. Het rapport is te bestellen bij de Aannemersfederatie en digitaal te raadplegen via de website van de koepelvereniging.

Vakkennis inbrengen

De Kwaadsteniet: “De Gespecialiseerde Aannemer zal naar voren moeten schuiven in de bouwketen. Alle brancheverenigingen in de bouw onderkennen dit en werken er hard aan om de cultuurverandering te bewerkstelligen die voor deze ontwikkeling noodzakelijk is.”

“Dit soort ontwikkelingen is al een tijdje gaande en ze zijn naar mijn mening onomkeerbaar,” besluit De Kwaadsteniet. “De handen moeten worden ineengeslagen en veel partijen zijn nog bezig met de vraag hoe dit het beste kan. Al onze lidverenigingen hebben het onderwerp inmiddels opgepakt en zijn ermee aan de slag gegaan. Net als bij individuele bedrijven heb je koplopers en volgers, maar het staat als een paal boven water dat MVO een ontwikkeling betreft waar bouwpartijen niet omheen kunnen.”