Roofs 2011-05-14 Opleidingen vakonderwijs onder druk
Op 7 april 2011 vond in het Kyocera Stadion in Den Haag de aftrap van de Week van het Ambacht plaats. Tijdens de aftrap werden de cijfers bekend gemaakt van het onderzoek dat in opdracht van het hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) is gedaan naar de dynamiek van de arbeidsmarkt van de ambachtseconomie.
De ambachtseconomie spreidt zich over diverse branches uit (o.a. de gezondheidszorg en de creatieve industrie, maar ook de bouw en de afbouw) en behelst dan ook de meest uiteenlopende beroepen. Per definitie wordt alleen het kleinbedrijf (tot 100 werknemers gerekend) tot de ambachtseconomie gerekend; er zijn momenteel zo’n 260.000 bedrijven in de ambachtseconomie werkzaam met in totaal ongeveer 900.000 vaklieden. De landelijke Week van het Ambacht (8 t/m 16 april 2011) werd georganiseerd door het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) in samenwerking met UWV Werkbedrijf en bedrijfschap Afbouw.
Vergrijzing en ontgroening
Elrie Bakker, voorzitter van het HBA, gaf aan dat de ambachtseconomie in totaal weliswaar is gegroeid sinds 2008, maar dat deze groei met name zit in de creatieve industrie, de gezondheidstechniek en de uiterlijke verzorging. De bouw en de bouwgerelateerde branches zijn gezamenlijk 2,5 tot 5% gekrompen. Twee ontwikkelingen zijn zorgwekkend, namelijk de vergrijzing en de ontgroening.
Het HBA heeft berekend dat tot 2020 ongeveer 250.000 nieuwe vakmensen nodig zijn om tegemoet te komen aan de vervangingsvraag (uitstroom minus instroom) en de uitbreidingsvraag (door de groei van de ambachtseconomie). Bakker: “Dat komt neer op een derde van het huidige aantal mensen dat nu in de ambachtseconomie werkt. Het HBA ontplooit daarom diverse initiatieven om de ambachtseconomie aantrekkelijk te maken voor jongeren en andere talenten. De Week van het Ambacht is daar één van.”
Tijdens de Week van het Ambacht werden zes regionale events georganiseerd waar jongeren en werkzoekenden kennis konden maken met een groot aantal ambachtelijke beroepen en opleidingen. “Als aan het einde van de lagere school uit de CITO-toets blijkt dat de kinderen niet naar de Havo kunnen, maar wel naar het VMBO, zijn ouders vaak teleurgesteld. Dat is eigenlijk een gek. We moeten eens af van het idee dat werken met je handen minderwaardig is aan werken met je hoofd. Scholen zouden bijvoorbeeld eens kunnen gaan denken aan een CITO Doe-toets.”
Onderzoek
Om in kaart te brengen hoe het is gesteld met het kleinschalige specialistische vakonderwijs, heeft EB Management in opdracht van HBA hier onderzoek naar gedaan. Het onderzoek, dat de titel De Stille Kracht onder de Nederlandse economie draagt, werd tijdens een persbijeenkomst voorafgaand aan de aftrap gepresenteerd door Kees Hoogendijk van EB Management. Het aantal deelnemers van de in totaal 36 brancheopleidingen van de HBA branches tussen 2003 en 2009 werd in kaart gebracht, als ook het aantal opleidingslocaties. Er zijn analyses gemaakt op landelijk niveau, op het niveau van bedrijfstakken en individuele branches en als laatste op schoolniveau.
Geconcludeerd werd dat de groei van het kleinschalig specialistisch vakonderwijs achterblijft bij de groei van de gehele MBO. Hoogendijk gaf aan dat het kleinschalig specialistisch vakonderwijs verdund en versnipperd is geraakt, waardoor het kwaliteitsniveau van deze opleidingen meer en meer onder druk komt te staan. Gevreesd moet worden dat veel MBO-scholen kleine ambachtelijke opleidingen gaan opheffen of veralgemeniseren. De voorgenomen bezuinigingen op het onderwijs, die ook het MBO zullen treffen, dragen bij aan die zorg.
Hoogendijk benadrukte dat de urgentie van een andere organisatie van het kleinschalig specialistisch vakonderwijs groot is. Het merendeel van de 36 onderzochte brancheopleidingen heeft op landelijk niveau lage tot zeer lage deelnemersaantallen. De analyse op schoolniveau illustreert de urgentie: ruim 60% van de opleidingslocaties in deze branches zit in de gevarenzone, en bijna de helft van niveau 2 en 3 opleidingen is niet levensvatbaar (< 17 deelnemers). Voor alle opleidingsniveaus geldt dat het aantal deelnemers dermate laag is dat scholen niet langer in staat zijn de gewenste onderwijskwaliteit te garanderen.
Als we naar de situatie in de dakenbranche kijken, zien we dat de situatie strookt met het algemene beeld. EB Management heeft alle reguliere vakopleidingen in de dakenbranche voor zowel het hellende als het platte dak, die (mede) bekostigd worden door de overheid, bekeken. Uit de cijfers van het Ministerie van Onderwijs blijkt dat het aantal deelnemers tussen 2003 en 2009 is gestegen van 149 naar 327 deelnemers. Van de 17 opleidingslocaties waar dakdekkers worden opgeleid, hadden er 13 in 2009 minder dan 17 deelnemers; op niveau 3 hadden 9 van de 11 opleidingslocaties minder dan 17 deelnemers. Hier kan volgens EB Management uit worden geconcludeerd dat ook de dakdekkersopleidingen zich in de gevarenzone bevinden.
Aanbevelingen
Het EB stelt verschillende actiepunten voor om het tij te keren. Zo zou er een aangepaste overheidsbekostiging moeten worden ontwikkeld om de kleine, specialistische vakopleidingen in het MBO in stand te houden en kaalslag tegen te gaan. Vanuit een publiek/privaat fonds zou een gezamenlijke investeringsagenda moeten komen voor het in stand houden en uitbouwen van kleinschalig specialistisch vakonderwijs in Nederland. Ook zouden bijvoorbeeld nieuwe opleidingsconcepten moeten worden ontwikkeld waarmee grotere delen van de opleiding in het bedrijf zelf verzorgd kunnen worden (meester-gezel variant).
BEGIN KADER
Noot van de redactie
Karel-Jan Batenburg van opleidingsinstituut Tectum stelt dat de cijfers over de dakdekkerbranche een verkeerde voorstelling van zaken geven. De opleidingen in de dakenbranche zijn volgens Batenburg kerngezond. De cijfers van het Ministerie van OC&W geven namelijk slechts een beperkt beeld van het totale aanbod omdat de opleidingen binnen de platte dakenbranche niet via de ROC’s verlopen, maar via Tectum.
EINDE KADER