Roofs 2011-11-12 “De architect is geen God”
Tijdens het symposium ‘Veilig op de hoogte’ dat op 26 oktober werd georganiseerd in de aanloop van de invoering van het nieuwe Bouwbesluit, riep de bijdrage van Alexander Pastoors, beleidsmedewerker bij de Bond voor Nederlandse Architecten (BNA), heftige reacties op. In dit artikel zet hij de standpunten van de BNA uiteen.
Na de invoering van het nieuwe Bouwbesluit, naar verwachting per 1 april 2012, zal bij de vergunningverlening getoetst worden of het gebouw ook tijdens de onderhoudsfase veilig is. Dit betekent dat al tijdens het ontwerp rekening zal moeten worden gehouden met de veiligheid tijdens de onderhoudsfase. Wat vindt Pastoors hiervan? “Een goed ontwerp houdt altijd rekening met veiligheid in de onderhoudsfase – ook nu al,” zegt hij. “De nieuwe regelgeving is niet meer dan een extra ingebouwde zekerheid en een signaal van de wetgever aan de verschillende betrokken partijen dat hier inderdaad rekening mee dient te worden gehouden. Dat de situatie in sommige gevallen niet in orde is, heeft te maken met het complexe samenspel van factoren dat de bouw nu eenmaal is. Het is de taak van de architect al deze factoren op elkaar af te stemmen. Veiligheid is een belangrijk aspect van de bouw. Financiering een andere. De architect is geen God: hij trekt niet alleen op tijdens de bouw, hij heeft het niet alleen voor het zeggen en hij heeft in de meeste gevallen niet het laatste woord over hoe een bouw wordt uitgevoerd.”
Illusie
Brandveiligheid is bijvoorbeeld ook een factor waar de architect mee te maken heeft, net als uitstraling en functionaliteit. Pastoors: “Per situatie moet worden afgewogen welke maatregel moet worden genomen. We moeten waken voor de illusie dat de architecten alle gebouwen 100% veilig kunnen maken. Dat is niet reëel. Natuurlijk moet tijdens het ontwerp worden nagedacht over een veilig gebruik van het gebouw. Maar in de ontwerpfase kan de veiligheid slechts tot op zekere hoogte worden gerealiseerd. Veiligheid zit ook tussen de oren van de werknemers en moet tijdens het gebruik van het gebouw worden gerealiseerd. Men kan een gebouw volledig veilig ontwerpen, maar dan krijg je te maken met problemen in de betaalbaarheid en de leefbaarheid van het gebouw. Daar kiest de bouw, maar ook de wetgever, niet voor. Het klinkt cru, maar het komt neer op de vraag: hoeveel dodelijke slachtoffers accepteert een samenleving? De Nederlandse samenleving accepteert bijvoorbeeld impliciet een x-aantal slachtoffers als gevolg van brand. We kunnen het aantal doden door brand nog verder terugdringen maar de kosten zouden zeer hoog zijn. Er wordt altijd een afweging gemaakt tussen de maatschappelijke kosten en baten. Dat neemt niet weg dat we als bouwkolom scherp moeten zijn op het terugdringen van (dodelijke) ongevallen.”
“In de regelgeving is een minimaal veiligheidsniveau afgesproken. Het Bouwbesluit schrijft niet de oplossing voor, maar het doel: een zo veilig mogelijke onderhoudsfase. Per situatie moet vervolgens worden gezocht naar het optimum: de meest veilige oplossing, waarbij ook recht wordt gedaan aan de overige eisen die aan het gebouw worden gesteld.”
Kooplieden en dominees
“Nederland is een land van kooplieden en dominees,” aldus Pastoors. “We weten als de beste hoe iets gedaan moet worden en ook hoe we dat anderen moeten vertellen. Maar als puntje bij paaltje komt, zijn we niet bereid te betalen voor de kwalitatief beste oplossing. Wat dat betreft zitten de architecten in dezelfde positie als de dakdekkers. Je kunt wel zeggen: als de opdrachtgever niet bereid is te betalen voor de veiligheid moet je het werk niet uitvoeren. Maar je weet ook dat er 10 anderen zijn die in dat geval het werk in jouw plaats uitvoeren. Dat is de situatie waar verbetering in dient te worden gebracht. Het is niet of-óf: óf een mooi gebouw, óf een veilig gebouw – het is én-én: een mooi gebouw dat ook veilig is te onderhouden. Er is voor elke denkbare situatie wel een veilige oplossing te bedenken, een oplossing die ook voldoet aan de overige eisen die aan het gebouw worden gesteld. Daar moet in de eerste plaats over gecommuniceerd worden, en er moet budget voor beschikbaar worden gesteld.”
Is het dan zo duur om een gebouw veilig te ontwerpen? “Nee,” reageert Pastoors. “Een ontwerp waarin rekening is gehouden met een veilige onderhoudsfase is niet per definitie duurder dan een ontwerp waarin dat niet het geval is. Het probleem is eerder dat in veel gevallen niet integraal wordt nagedacht over stichting- en beheerkosten van een pand. Een extra investering tijdens de bouw van een gebouw kan geld besparen tijdens het beheer. Dat gegeven moet beter tussen de oren van de opdrachtgever komen te zitten.”
“Of dat duurder is, hangt af van het soort maatregel,” vervolgt Pastoors. “Je kunt het dak van een fabriekshal beveiligen door de opstand te verhogen of door een (desnoods opklapbare) dakrandbeveiliging te plaatsen. Je kunt kiezen voor een Rolls Royce, maar ook voor een BMW of een Volvo: allemaal goede, veilige auto’s in verschillende prijsklassen. Per situatie moet worden bekeken welke oplossing voor de betreffende situatie voldoet aan de eisen die in die specifieke situatie worden gesteld op zowel het gebied van veiligheid als op economisch en/of esthetisch gebied. BNA pleit voor de toepassing van de arbeidshygiënische strategie, waarbij in de eerste plaats moet worden voorkomen dat een onveilige situatie ontstaat. Pas als dit niet mogelijk blijkt, kan worden gekeken naar de te nemen veiligheidsmaatregelen.”
Voorlichting
Ook onder de leden van BNA is volgens Pastoors over dit onderwerp nog onvoldoende kennis aanwezig. In de eerste helft van 2012 zal BNA daarom verspreid door het land voorlichtingsmiddagen organiseren waarin diverse sprekers nader ingaan op de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende bouwpartijen. “Architecten komen inderdaad niet naar bijeenkomsten zoals het symposium Veilig op de Hoogte dat in Gorinchem werd georganiseerd. Niet omdat ze het niet interessant vinden, maar omdat ze onvoldoende het idee hebben dat het symposium ook voor hen is bestemd. Wij organiseren gerichte bijeenkomsten met de informatie die specifiek op de architect is toegesneden.” Tevens heeft de BNA momenteel een checklist in voorbereiding die de architect kan gebruiken als hulpmiddel bij het opstellen van een V&G-plan. Overigens zullen ook opdrachtgevers en de controleurs van Bouw- en Woningtoezicht uitgebreid moeten worden voorgelicht.
Pastoors besluit: “Het is niet productief om naar elkaar te gaan staan wijzen. Het is juist zaak de diverse aspecten helder te krijgen zodat de verschillende partijen niet verzanden in eindeloze discussies. Dat is voor alle partijen belangrijk; de doorlooptijd van de bouw gaat daardoor omlaag en ook de financiële schade als gevolg van onduidelijkheid zal omlaag gaan. Het is belangrijk om zowel de koopman als de dominee tevreden te stellen.”