Roofs 2014-11-06 Werken op hoogte: werk aan de winkel
Succesvol congres ‘Veilig werken op hoogte’
Op 29 oktober 2014 organiseerde Lindeman Events het congres ‘Veilig werken op hoogte’ in het Figi theater in Zeist. Naast een uitleg over het regelstelsel en hoe die in de praktijk toe te passen, werden de pijnpunten in de praktijk inzichtelijk gemaakt door enkele casussen na te spelen. De sessies leidden al direct tot concrete voorstellen.
Het congres ‘Veilig werken op hoogte’ werd georganiseerd naar aanleiding van een artikelenreeks in Roofs waaruit bleek dat veiligheid in theorie wel geregeld lijkt, maar dat de regelgeving in de praktijk niet altijd duidelijk, en de toepassing ervan dikwijls problematisch is. Het uitgangspunt van het congres was dan ook tweeledig. Enerzijds werd de regelgeving en normering uiteengezet, anderzijds werd bekeken waar de praktische invulling beter kan.
Het congres bestond daarom uit een gedeelte presentaties en discussies, en een gedeelte casusbespreking. Het publiek, bestaande uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties, Inspectie SZW, leveranciers van veiligheidsmiddelen, (veiligheids)adviseurs en directieleden van dakdekkerbedrijven ging actief met elkaar in gesprek. Dagvoorzitter Pepijn Nicolas van Spinner prikkelde de aanwezigen om te komen tot een aantal concrete voorstellen tot verbetering van de dagelijkse praktijk. Omdat de betreffende bestuurders in de zaal zaten, konden de opmerkingen direct aan hen worden meegegeven. Dit leverde een zeer geslaagde dag op met frisse inzichten. Onderstaand een verslag.
Regelgeving
Ciaran O'Connor is werkzaam als advocaat binnen de praktijkgroep Bouw en Vastgoed van AKD advocaten & notarissen. Hij legde uit dat er vier wettelijke bronnen werkzaam zijn op het gebied van veilig werken op hoogte: de Arbowet, het Arbobesluit, het Bouwbesluit en de Woningwet. Dit zijn ‘doelvoorschriften’: ze verwoorden enkel het doel. Hoe dat doel wordt bereikt, wordt aan de (markt)partijen zelf overgelaten.
De Arbowet (en het Arbobesluit als uitwerking daarvan) verwoordt de verantwoordelijkheid van de werkgever ten opzichte van zijn werknemer. De Arbocatalogus die voortvloeit uit deze wet is zelf geen wet, maar een hulpmiddel om aantoonbaar aan de wettelijke eisen te kunnen voldoen. Het is dus toegestaan hiervan af te wijken, indien hetzelfde veiligheidsniveau wordt bereikt.
Het Bouwbesluit is ook een doelvoorschrift. In artikel 6.53 wordt enkel gesteld dat wanneer er tijdens het onderhoud veiligheidsvoorzieningen dienen te worden getroffen, deze voorzieningen ook daadwerkelijk genomen dienen te worden. Het is vanzelfsprekend onmogelijk deze bepaling voor alle voorkomende situaties in te vullen en dat doet het Bouwbesluit dan ook niet.
Artikel 1a van de Woningwet vormt een vangnetbepaling, en stelt dat de zorgplicht voor elke partij in de keten geldt. Het doel van deze bepaling is dat niemand zich meer kan onttrekken aan zijn of haar plicht, ook niet indien geen specifieke voorschriften van toepassing zijn of wanneer er niet of onvoldoende wordt gehandhaafd.
De wetgeving is kortom allesomvattend en algemeen geformuleerd. Het is volgens O’Connor onmogelijk van het handhavend gezag te verwachten dat zij op alle uit te voeren werken controleert. O’Connor pleitte dan ook voor een groter accent op het contractueel regelen van de aansprakelijkheid. De risico’s en verantwoordelijkheden kunnen via het contract naar (financiële) draagkracht worden verdeeld: contracten zouden niet moeten dienen om de verantwoordelijkheid te verleggen, maar om die te verdelen. Hoe voorkomen kan worden dat de verantwoordelijkheid op deze manier kan worden doorgeschoven naar de partij met de minste macht, blijft onderwerp van discussie. Zie voor meer informatie hierover Roofs april 2014.
Normering
Ook NEN-normen zijn geen wetgeving, vertelde secretaris Stephanie Jansen van NEN. Een norm is een afspraak tussen belanghebbende partijen over een product, dienst of (bedrijfs)proces. Een norm wordt opgesteld door een normcommissie die bestaat uit vertegenwoordigers van marktpartijen: NEN is een stichting (en geen overheidsinstelling) en heeft een faciliterende rol.
Wat betreft persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) zijn alle relevante normen in Europees verband opgesteld (EN-normen) en geharmoniseerd met de Europese richtlijn voor Persoonlijke Beschermingsmiddelen 89/686/EEG. Deze normen worden in Nederland overgenomen als NEN-EN normen. PBM’s moeten aan de Europese wetgeving voldoen. De geharmoniseerde normen kunnen worden gebruikt om deze overeenstemming aan te tonen. De Nederlandse normcommissie ‘Valbescherming’ neemt actief deel aan de ontwikkeling van deze Europese normen.
EN 795:2012 is nog niet geharmoniseerd. De verwachting is dat de norm uiteindelijk in het Official Journal wordt gepubliceerd met een waarschuwing. Met deze publicatie en waarschuwing wordt de norm geharmoniseerd voor bepaalde typen ankerpunten. Hierdoor worden niet alle typen ankerpunten als PBM aangemerkt. Zie ook Roofs mei 2014.
BIKUDAK Vakpaspoort
Hans Crombeen is bestuurder bij FNV Bouw en heeft namens de werknemers zitting in het bestuur van SBD. Veiligheid, stelde hij vast, is onderdeel van het arbeidsrecht. Dit houdt in dat de werkgever en werknemer onderling afspraken kunnen maken. Wanneer dit niet gebeurt, gelden de algemene regels (in dit geval de Arbowet). Hij vertelde tevens dat met de Arbocatalogus Platte Daken die onlangs online is gegaan alle regelgeving, en de praktische uitwerking ervan, op dit gebied is verzameld.
Tevens ging hij nader in op het BIKUDAK Vakpaspoort (zie ook Roofs juli 2014). Het vakpaspoort is een instrument waarmee inzichtelijk wordt gemaakt dat de werknemer over de benodigde kennis en kunde beschikt om de werkzaamheden op het dak veilig te kunnen uitvoeren (de werknemer heeft in dat geval o.a. de verplichte veiligheidscursus C1 afgerond). Tijdens de discussie bleek enige reserve bij de aanwezige dakdekkers aanwezig omdat er nog onduidelijkheid bestaat over hoe het BIKUDAK Vakpaspoort zich verhoudt tot andere initiatieven, keurmerken en passen.
Aansprakelijkheid
Hoe zit het met de aansprakelijkheid wanneer een zzp’er in opdracht van een leverancier van zonnepanelen bij een particuliere opdrachtgever dodelijk ten val komt tijdens het aanbrengen van zonnepanelen? Dit was de eerste casus die werd besproken. Om de situatie in kaart te brengen, werden de stoelen in de zaal in een cirkel gezet en werd de situatie door de aanwezigen middels een rollenspel inzichtelijk gemaakt.
Een leverancier van zonnepanelen vond dat deze casus zonnepanelen onterecht in een kwaad daglicht zou zetten. De praktijk wijst echter uit dat in deze constellatie veel slachtoffers vallen. Projectleider Carin Benders van Inspectie SZW gaf aan dat bij een dodelijk ongeval eerst in samenspraak met de politie en de Officier van Justitie vast wordt gesteld of sprake is van een misdrijf, dus of het onderzoek valt onder het strafrecht of het bestuursrecht. Inspectie SZW handhaaft enkel op de Arbowet, die onder het bestuursrecht valt. In geval het strafrecht in werking treedt, wordt het onderzoek uitgevoerd door het Openbaar Ministerie.
Tijdens het bespreken van de casus ontstond veel discussie over de aansprakelijkheid: een particuliere opdrachtgever wordt als onwetend beschouwd en een zzp’er is zijn eigen werkgever, dus verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid. Wie is aansprakelijk als hij dodelijk verongelukt? Tijdens de casus bleek dat alle betrokkenen tijdens het (al dan niet strafrechtelijk) onderzoek ter verantwoording worden geroepen maar dat allerminst duidelijk is wie aansprakelijk gesteld kan worden - als dat al mogelijk is. De betreffende situatie wordt gekenschetst als ‘wegcontracteren’: de arbeidsomstandigheden worden in het contract naar de onderste in de rij verlegd. In dit geval naar een zzp’er die zelf verantwoordelijk en aansprakelijk is.
Zzp’er
De rol van de zzp’er werd na de lunch verder uitgediept door Maarten Post van ZZP Nederland. Dit is de belangenbehartiger van zo’n 35.000 zzp’ers, waarvan er zo’n 9.000 in de bouw werken. De vereniging zet zich in voor een gelijk speelveld en goede sociale voorzieningen voor de zzp’er, waarbij hij aantekende dat hij onder ‘zzp’er’ niet de eenpitter verstaat die als verkapte werknemer voor een beperkt aantal werkgevers de werkzaamheden uitvoert.
Momenteel is de zzp’er niet verplicht premies te betalen of pensioen op te bouwen. Opmerkelijk was ook dat de zzp’er volgens Post niet verplicht is om een RI&E te maken. Dit werd bevestigd door Carin Benders van Inspectie SZW. Buitenlandse zzp’ers zijn helemaal lastig in de gaten te houden. Hiermee is een onwenselijke situatie gecreëerd: omdat de zzp’er niet aan bovengenoemde verplichtingen hoeft te voldoen is de deur naar het oude systeem van koppelbazen opengezet. Post ging expliciet in op de besproken casus en sprak de overheid en overige partijen in de keten aan op hun verantwoordelijkheid.
Leverancier
Als leverancier van zonnepanelen kwam Ferdinand Giesen, Consultant Environment Corporate HSE van Essent, aan het woord. Hij vertelde dat het veiligheidsbeleid van Essent sinds het ongeluk in de Amercentrale in 2003 aanmerkelijk is aangescherpt. De procedures rond de aansprakelijkheid bij dat ongeluk lopen nog steeds, maar het energiebedrijf heeft er grote imagoschade door opgelopen. Essent stelt dan ook stringente eisen aan de (veiligheid van de) montage van de Spaarpanelen die het bedrijf momenteel op de markt brengt en de leverancier controleert actief op de projecten of de veiligheidsvoorschriften worden nageleefd. Giesen gaf aan dat dit beleid nadelig is voor de concurrentiepositie van het bedrijf omdat de zonnepanelen daardoor duurder worden. De veiligheid prevaleert echter.
Tijdens de discussie werd Giesen er door Carin Benders van Inspectie SZW en Hans Crombeen van FNV Bouw op aangesproken dat hij in een van zijn voorbeelden de arbeidshygiënische strategie uit het oog was verloren. Het gebruik van lijnsystemen wordt als niet voldoende veilig beschouwd. Idealiter zou in alle gevallen vanaf een steiger gewerkt moeten worden, de vraag is echter in hoeverre dit in de praktijk haalbaar is. Indien voor een andere oplossing dan collectief wordt gekozen, dient dit te worden onderbouwd. Zie hiervoor ook Roofs januari 2014.
Als laatste spreker ging John Kouwenberg, bestuurslid van branchevereniging HHD, in op de veilige inrichting van de werkplek, zoals dat staat beschreven in het A-blad Hellende daken. Hij vertelde tevens dat het HBA platform Veilig werken op hoogte, een samenwerking tussen verschillende brancheverenigingen, operationeel zal blijven - ook nu het HBA is opgeheven.
Preventie
De tweede casus die werd besproken had als doel te komen tot voorstellen om de preventie van valongelukken in de praktijk te verbeteren. De casus ging uit van een situatie die in de werkelijkheid veel voorkomt: het plaatsen van een extra airco op een bestaand dak. De bestaande airco’s bevinden zich in de veilige zone, daar is echter geen ruimte voor de nieuwe installatie, die dus in de onveilige zone wordt geplaatst. De keten bestaat uit de gebouweigenaar, de gebouwgebruiker, een installatiebedrijf dat een dakdekkerbedrijf inhuurt en in de opdracht de voorwaarde stelt dat het werk veilig moet worden uitgevoerd door tijdelijk collectieve bescherming te plaatsen.
Door deze opzet konden tips ter voorkoming van het valongeluk direct worden uitgetest. Een aantal suggesties leek goed te landen. Zo zijn er maatregelen denkbaar waarbij de projectontwikkelaar nadrukkelijker de regie in handen neemt. Een ‘Vergewisplicht’ dwingt de opdrachtgever actief en aantoonbaar toezicht te houden.
Veel andere tips waren op de bewustwording gericht. Momenteel hebben werknemers vaak het idee dat de werkgever een plezier wordt gedaan wanneer de veiligheid achterwege wordt gelaten (het werk wordt immers goedkoper), terwijl de bewustwording erop gericht moet zijn dat de werkgever een plezier wordt gedaan wanneer wél gebruik wordt gemaakt van de veiligheidsvoorzieningen. In dat licht was het idee van een financiële beloning voor de dakdekker, wanneer blijkt dat hij zich goed aan de veiligheidsvoorschriften heeft gehouden. Benders gaf aan dat in de praktijk het belonen van goed gedrag beter werkt dan het straffen van verkeerd gedrag. Een dergelijke regeling zou via de CAO ingevoerd kunnen worden. Deze maatregel zal door de betrokken instanties – die immers aanwezig waren – worden meegenomen in hun activiteiten. Een andere mogelijke oplossing is het verplicht apart offreren van veiligheid. In België moet dit apart worden opgenomen. Wanneer de opdrachtgever tijdens de uitvoering kennis neemt van het ontbreken van de geoffreerde veiligheidsmaatregelen dan mag hij dat bedrag inhouden op de te betalen som.
Het onderwerp ‘veilig werken op hoogte’ speelt duidelijk in de markt. De noodzaak hiervan werd geïllustreerd door Carin Benders, die aangaf dat de bouw in de afgelopen vijf jaar met 40% is gekrompen, maar dat het aantal valongevallen in absolute getallen is gestegen.
Tijdens dit congres is voor veel aanwezigen de blik op de materie verfrist. Vanzelfsprekend houdt Roofs u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.Positieve beoordeling
Uit de evaluatie van het congres ‘veilig werken op hoogte’ blijkt dat de bezoekers het congres positief hebben beoordeeld. 74% van de respondenten beoordeelde het congres als ‘goed’ en 11% als ‘zeer goed’. Algemeen werden inhoud, opzet en organisatie positief beoordeeld. Veel bezoekers hebben aangegeven dat de presentaties en de discussies als zinvol zijn ervaren en dat de uitkomsten van het congres een werkbare basis vormen om op voort te bouwen.
Een enkeling heeft aangegeven de opzet waarin de casussen werden nagespeeld niet te kunnen waarderen. De meerderheid vond deze aanpak daarentegen juist verhelderend. De inbreng van dagvoorzitter Pepijn Nicolas werd algemeen gewaardeerd. Ook de keuze voor het Figi theater te Zeist als locatie werd gewaardeerd.
Geconcludeerd kan worden dat het congres een succes is geweest waar hopelijk enkele positieve effecten voor de markt uit voortkomen.