Roofs 2015-09-03 Indonesie
Afgelopen zomer had ik het voorrecht om een paar weken door Indonesië te reizen. Een andere cultuur is altijd verfrissend. Neem alleen al het verkeer. De enige verkeersregel waar de Indonesische automobilist rekening mee hoeft te houden, is: kijk uit dat je niet ergens tegenaan rijdt.
Dat is alles. Het hele concept ‘voorrang’ is er bijvoorbeeld onbekend: wie het eerst bij de kruising is, steekt als eerste over. Dat betekent dus dat je nergens recht op hebt: er geldt alleen een (morele) verplichting dat je tijdens het rijden niets raakt. Wat er achter je gebeurt, is niet jouw verantwoordelijkheid.
Als er dan toch een ongeluk gebeurt, wordt dat bij voorkeur onderling geregeld want de politie maakt het alleen maar ingewikkelder en duurder. Verzekeringsmaatschappijen zijn er niet.
Wie het Indonesische verkeer kent, weet welke doodsangsten ik afgelopen zomer heb doorstaan. De eigen weghelft is allerminst zaligmakend en wanneer twee voertuigen op dezelfde weghelft elkaar naderen, wordt middels toeteren en knipperen uitgemaakt wie er opzij moet (desnoods de berm in).
Mijn veronderstelling dat alle Indonesiërs vroeg of laat in het verkeer zullen omkomen, bleek in een gesprek met mijn reisleider niet te kloppen. Verhoudingsgewijs vallen er in Indonesië niet méér verkeersslachtoffers dan in Nederland.
Hoe kan dat? Het antwoord is eigenlijk eenvoudig. Wat voor de westerse buitenstaander eruit ziet als een ongecontroleerde chaos, is in werkelijkheid een geavanceerd communicatiesysteem met toeter- en lichtsignalen. Uit de context waarin die worden gebruikt, wordt duidelijk hoe de twee weggebruikers elkaar moeten passeren.
Zodoende worden alle weggebruikers gedwongen goed op elkaar te letten en met elkaar rekening te houden. Dat is niets minder dan zelfbehoud: onverantwoordelijk gedrag leidt bijna zeker tot een ongeluk.
Dat is een interessant gegeven. Het roept de vraag op in hoeverre het stelsel aan regels zoals wij dat hier hanteren effectief is. Natuurlijk is het verkeer hier onvergelijkbaar, alleen al omdat wij veel meer inwoners per vierkante meter hebben. Toch is ons systeem waarin de weggebruikers volgens de regels in bepaalde situaties bepaalde rechten hebben ook het manco. Men zal zich immers focussen op de eigen rechten en zal daardoor minder geneigd zijn rekening te houden met de rechten van anderen.
Hoe zit dat eigenlijk met de bouwregelgeving?
Deregulering is al jarenlang het mantra van de overheid, en terecht, want er zijn inmiddels zo ontzettend veel regels dat juist de regels leiden tot anarchie: niemand weet meer waar echt aan moet worden voldaan – dus doet iedereen maar wat hij denkt dat goed is, of wat hem door de een of andere adviseur wordt ingefluisterd.
In de praktijk worden veelal de regels als doel beschouwd (“als ik aan die-en-die regel voldoe, dan is het in orde”) zonder dat nog verder wordt gedacht aan het doel van de betreffende regel. Daar komt bij dat de regelgeving doorgaans een minimum kwaliteits- of veiligheidsniveau aangeeft. Wie zich op de bodem richt, heeft een grote kans daaronder terecht te komen. Dat is iets wat een zichzelf respecterend bedrijf altijd zou moeten willen voorkomen.
Het gezond verstand mag kortom wel een wat grotere rol spelen in de bouwpraktijk.
Daar hoort ook het besef bij dat een bouwproject geen solistische aangelegenheid is. In onze markt ontbreekt dat besef nog wel eens, terwijl het zo voor de hand ligt. Wie zich verantwoordelijk en medemenselijk opstelt, zal daar de vruchten van oogsten. Net als in het Indonesische verkeer wordt in de bouw het eigen belang het best gediend als het algemeen belang wordt gediend. Het eigen belang hangt immers één op één samen met het algemeen belang.
Edwin Fagel