Zoeken

Roofs 2016-02-12 Geen CE voor valankers typen A, C en D (premium)

Valbeveiliging

EN 795:2012 is geharmoniseerd. Het goede nieuws is dat hiermee het werkgebied van de Europese normering duidelijk is geworden. Het slechte nieuws is dat veel onduidelijk blijft. Roofs sprak met secretaris Stephanie Jansen van NEN over de impact van de harmonisatie van de norm op de markt.

Eerst de voorgeschiedenis. Met het streven om te komen tot één Europese markt waar producten vrijelijk verhandeld kunnen worden, wordt er een eenduidig kader ontwikkeld waar producten aan moeten voldoen. De gedachte is dat in overleg de in de afzonderlijke lidstaten geldende regels in overeenstemming worden gebracht met de Europese wetgeving. Dit gebeurt o.a. middels de ontwikkeling van Europese normering. Producten die aantoonbaar voldoen aan de in de geharmoniseerde norm geformuleerde eisen, mogen de CE-markering voeren.

Volgens de arbeidshygiënische strategie mag enkel gebruik worden gemaakt van een PBM als het voorkomen van valgevaar of de toepassing van een collectief systeem niet mogelijk is. In de Europese norm EN 795 is bepaald waar ankerpunten aan dienen te voldoen. De norm zegt niets over bijvoorbeeld lijnen en harnassen, omdat ze uitsluitend is bedoeld voor ankerpunten.

Oorspronkelijk stamt de norm uit 1996, na een aanvulling in 2002 is de norm in 2012 geactualiseerd. De norm die in 2012 is gepubliceerd, was echter nog niet geharmoniseerd. Harmonisatie betekent dat een document wordt gepubliceerd waarin wordt aangegeven hoe de norm overeenstemt met de geldende richtlijn. Dat is in dit geval dus de PBM-richtlijn. In een gepubliceerde norm is een zogeheten Annex ZA opgenomen, met een voorgeschreven tabel waarin de relatie met de paragrafen van de betreffende richtlijn wordt aangegeven. Sinds 2012 was EN 795 dus een Europese norm die wel was gepubliceerd, maar nog niet geharmoniseerd met de betreffende richtlijn. Zie hiervoor ook het artikel ‘EN795:2012 nog niet geharmoniseerd’ in Roofs april 2013.

Warning

De harmonisatie van een norm duurt normaal gesproken enkele maanden maar bleek in dit geval een lastige en tijdrovende klus, omdat er geen overeenstemming kon worden bereikt tussen de verschillende lidstaten. De discussie ging met name over de vraag wanneer een product een PBM is en wanneer een gebouwgebonden voorziening.

Aan deze discussie is met de harmonisatie van EN 795 een eind gekomen. Bij de geharmoniseerde norm is nu een ‘warning’ gepubliceerd. Deze ‘warning’ geeft aan dat type A, C, en D géén PBM’s zijn en daarom ook niet onder de norm en de bijbehorende richtlijnen vallen. De ankers van typen B en E zijn wel PBM’s en vallen dus wel onder de norm. Overigens was bij de versie 1996 ook een dergelijke warning gepubliceerd.

Wat houdt dit precies in? Jansen: “Dit houdt in dat producten die tot de typen A, C en D behoren, niet CE gemarkeerd mogen worden volgens de PBM-richtlijn, omdat ze niet worden beschouwd als PBM. De ‘warning’ doet geen uitspraken over wat deze producten dan wel zijn, en onder welke normering ze dan wel vallen. Hier zouden aparte documenten voor moeten worden ontwikkeld.”

Met de onduidelijkheid rond de juridische status van deze valankers komt het gebruik van deze systemen verder onder druk te staan. Wellicht is het overbodig te benadrukken dat valankers waar meerdere personen hun lijn aan kunnen bevestigen noch vallen onder collectief valbeveiligingssysteem, noch onder de PBM’s.

Juridische status

“Het gaat hier dus om veiligheidsvoorzieningen, zoals veiligheidsankers en –ogen. Kort gezegd houdt deze wijze van harmoniseren in, dat EN 795 uitsluitend uitspraken doet over de PBM zelf, maar dat de norm niets zegt over de verbinding van de voorzieningen aan de ondergrond. De bestaande CE-markering voor deze producten blijft gehandhaafd. Als de producten echter worden aangepast, moeten de producten opnieuw worden gecertificeerd. Niet alle ankerpunten kunnen CE-markering krijgen, maar EN 795 kan wel worden gebruikt voor de eisen die er in staan genoemd.”

Dit roept de nodige vragen op over de juridische status van deze ankers. Als immers een ongeval plaatsvindt met iemand die is blijven hangen aan een lijnsysteem dat aan een valanker is bevestigd, maar daar wel letsel bij oploopt, is juridisch niet aan te tonen dat deze persoon gebruik had mogen maken van het betreffende valbeveiligingssysteem, omdat het systeem volgens de Europese regelgeving dus niet geldt als PBM.

Jansen stelt dat een product geen PBM hoeft te zijn om te kunnen beveiligen. De betreffende producten (Type A, C en D) kunnen dus prima voldoen aan de eisen die aan deze producten worden gesteld in EN 795. Er is alleen geen norm die iets zegt over de constructie-eisen. Daar is op dit moment geen oplossing voor: er is momenteel geen andere norm die hierin voorziet, waar een koppeling mee gemaakt zou kunnen worden. De CPR heeft daar ook geen eenduidige oplossing op. De juridische staat van deze ankers is dus onduidelijk.

Hoe nu verder?

“Dat de EN 795 nu is geharmoniseerd, is winst,” aldus Jansen. “Nu is tenminste duidelijk welke typen onder de PBM-richtlijn vallen en welke niet. Men is het erover eens dat de testmethoden die in de norm worden beschreven goede testmethoden zijn en de stand der techniek weergeven. De onduidelijkheid over de ankers die nu buiten de PBM-richtlijn vallen, is echter onwenselijk. Fabrikanten willen aan kunnen geven in welke ondergronden hun systemen toepasbaar zijn en op welke manier ze dienen te worden aangebracht – en hoe de aansprakelijkheid op dit punt kan worden geregeld. Het Bouwbesluit is voor Nederland overigens wel van toepassing en constructieve veiligheid moet worden gewaarborgd. Dakdekkers die zelf een systeem samenstellen aan de hand van verschillende componenten gelden overigens ook als fabrikant. Er is nu geen manier om aan te tonen dat het product veilig kan worden bevestigd. Het is nog niet duidelijk hoe hiermee omgegaan moet worden. Er is voor deze producten voor zover ik nu kan overzien op dit moment niets voorhanden, dus een document dat deze producten afdekt zou nieuw ontwikkeld moeten worden. Dat zou een traject van meerdere jaren worden.”

Concluderend zit de dakenbranche momenteel dus met de merkwaardige situatie dat op veel daken veiligheidsvoorzieningen zijn gemonteerd die misschien wel goed presteren, maar die volgens de regelgeving niet als PBM gelden. Roofs zal middels vervolgartikelen in kaart proberen te brengen hoe hier in de praktijk mee omgegaan zou moeten worden.

Typedefinities ankervoorzieningen:

type A anchor device
anchor device with one or more stationary anchor points, while in use, and with the need for a structural anchor(s) or fixing element(s) to fix to the structure
Note 1 to entry: Anchor points may rotate or swivel when in use, where they are designed to do so.

type B anchor device
anchor device with one or more stationary anchor points without the need for a structural anchor(s) or fixing element(s) to fix it to the structure

type C anchor device
anchor device employing a flexible anchor line which deviates from the horizontal by not more than 15° (when measured between the extremity and intermediate anchors at any point along its length)

type D anchor device
anchor device employing a rigid anchor line which deviates from the horizontal by not more than 15° (when measured between the extremity and intermediate anchors at any point along its length)

type E anchor device
anchor device for use on surfaces up to 5° from the horizontal where the performance relies solely on mass and friction between itself and the surface