Roofs 2016-07-76 Werken op hoogte: Plaats dakrandbeveiliging conform montagehandleiding
In de praktijk zien we nog vaak dakrandbeveiligingen die niet voldoen. Een ontbrekende staander of ligger, een verkeerde koppeling, een verkeerde positionering – etc. Als een dakrandbeveiliging niet volgens de montagehandleiding is geplaatst, voldoet deze niet aan de regelgeving. Toepassing van een dergelijk systeem betekent schijnveiligheid.
Dennis Moerings, VRF Europe
Het plaatsen van een dakrandbeveiliging wordt vaak gezien als lastig en overbodig. Ten onrechte. Een dakrandbeveiliging kan mensenlevens redden. Zoals bekend dient bij dakwerkzaamheden in eerste instantie te worden gekozen voor een collectieve bescherming. In de meeste gevallen zal dit een dakrandbeveiliging zijn. De eisen waar een dergelijke beveiliging aan dient te voldoen, zijn geformuleerd in de Europese norm EN 13374. Een systeem kan conform klasse A, B of C worden getest.
Klasse A staat voor een systeem voor daken met een hellingshoek tot en met 10º. Het systeem moet bestand zijn tegen het vallen en struikelen van een persoon en het kan voorwerpen van 470 mm tegenhouden. Klasse B staat voor daken van 11º tot en met 30º; een dak dus met een hellingshoek en daarom moet het ook een persoon die naar beneden glijdt kunnen tegenhouden. Een systeem dat is getest volgens klasse B kan voorwerpen van 250 mm tegenhouden. Klasse C, tenslotte, staat voor daken met een hellingshoek van 30º tot en met 60º. Deze systemen houden personen en voorwerpen tegen van 100 mm.
Indien we ons concentreren op de eisen die EN 13374 stelt aan dakrandbeveiligingen voor platte daken (Klasse A), gelden de volgende eisen:
- De reling moet overal tenminste 1000 mm hoog zijn;
- De afstand tussen de liggers is 470 mm;
- Bij een neerwaartse kracht van 1,25 kN mag de functionaliteit niet verloren gaan;
- Bij een zijdelingse belasting van 0,3 kN mag de randbeveiliging niet meer doorbuigen dan 35 mm.
Instructies leverancier
Wellicht ten overvloede: een dakrandbeveiliging voldoet alleen aan de daartoe gestelde eisen als deze is geplaatst conform de montagehandleiding van de fabrikant/leverancier. Direct na de opbouw dient de dakrandbeveiliging door de leidinggevende te worden geïnspecteerd aan de hand van een checklist. Eventuele tekortkomingen dienen direct te worden verholpen. De dakwerkzaamheden mogen pas worden uitgevoerd nadat de dakrandbeveiliging is goedgekeurd.
In het onderhoud van een dakrandbeveiliging is het eveneens raadzaam de instructies van de fabrikant/leverancier op te volgen. Denk daarbij aan het zo veel mogelijk verwijderen van zand en/of vuil, maar ook aan het smeren van draaiende/bewegende onderdelen. Van essentieel belang is dat bij beschadiging de onderdelen worden vervangen door de originele onderdelen. Provisorische oplossingen betekenen immers dat het systeem niet meer voldoet. Na een incident moet de hele installatie worden geïnspecteerd alvorens er weer gebruik van kan worden gemaakt.