Roofs 2016-09-24 Het veilig gebruik van gasslangen en gasflessen (premium)
Special branden en lassen
Bij dakwerkzaamheden is het een bekend risico dat de gasslang op enig moment niet meer voldoet en bijvoorbeeld breekt. Dit kan gevaarlijke situaties opleveren. Ook het vervoer van gasflessen is risicovol. In dit artikel worden de aandachtspunten op een rijtje gezet.
Ad Verhoeven, SBD
Veel dakbedekkingen worden met behulp van open vuur aangebracht. Bij het vervoer en gebruik van de branders is het van belang dat men zich te allen tijden realiseert dat men met propaan werkt, wat licht ontvlambaar is en zelfs voor explosies kan zorgen. Dat betekent dat met name bij het vervoer en de opslag van gasflessen en –slangen goed opgelet moet worden dat dit op een veilige manier gebeurt. In de praktijk vinden er met enige regelmaat incidenten plaats waarbij de gasslangen breken (wat een steekvlam tot gevolg kan hebben), of de gasflessen ontploffen. Hierbij zijn helaas mensen gewond geraakt.
Opslag en vervoer van gasflessen
De Arbocatalogus Platte Daken heeft verschillende aanbevelingen opgenomen over de opslag van brandbare materialen en gassen, waaronder gasbranders en gasflessen. Zo staat er in beschreven dat gezorgd moet worden voor een goede en veilige opslag en veilig vervoer van de gasflessen. De voorraad van gasflessen op de werkplek dient zo veel mogelijk te worden beperkt, bij voorkeur tot de dagvoorraad. Zo mogelijk is het aan te raden lege gasflessen dagelijks af te voeren. Voor lege flessen moeten dezelfde veiligheidsmaatregelen worden genomen als voor volle. In een normale dakdekkersbus mag maximaal 310 liter gas aanwezig zijn. Dit correspondeert met een gewicht van 105 kg, dus: drie gasflessen van 35 kg.
Het vervoer van gasflessen is aan regelgeving onderhevig. De regels omtrent veilig vervoer van gevaarlijke stoffen staan geformuleerd in het ADR (Accord européen relatif au transport international de marchandises Dangereuses par Route). Het ADR is het pan-Europese verdrag voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. Aan de hand van een zogeheten 1000 punten-regeling worden de verplichtingen betreffende het vervoer vastgesteld. Het vervoer van gasflessen voor dakdekkerswerkzaamheden haalt in deze telling meer dan 1000 punten en moet dus altijd voldoen aan de voorschriften uit het ADR. Een bedrijfsbus moet dus voldoen aan de vervoerseisen zoals ventilatie en bevestigings- en borgingsmogelijkheden. Het stapelen van gasflessen is niet toegestaan. Tijdens het vervoer dienen de gasflessen stevig te worden bevestigd zodat de fles zich niet los door de cabine kan bewegen.
Ook op het werk zelf dient zorgvuldig met de gasflessen om te worden gegaan. Bij het hijsen van gasflessen is het een aandachtspunt dat gebruik wordt gemaakt van een goedgekeurde hijsbak of hijskooi. Gasflessen dienen vervolgens te zijn voorzien van een drukregelaar en een doorstroombegrenzer.
Bij dakwerkzaamheden (open vuur en hetelucht föhn) dienen ten minste twee verzegelde ABC-brandblussers van elk 12 kg op de werkplek aanwezig te zijn. Het wordt aanbevolen tevens een blusdeken paraat te hebben. Zorg tenslotte voor een stabiele opstelling van de gasfles op voldoende afstand (bij voorkeur meer dan 5 meter) van eventuele warmtebronnen zoals bitumenketels.
Gebruik van gasslangen
Bij de toepassing van de brander dient altijd gebruik te worden gemaakt van een gasslang die speciaal is ontworpen voor propaan- of butaangas. Deze gasslangen zijn te herkennen aan de vermelding van het jaar van fabricage op de slang en de vermelding van de (Europese en Nederlandse) normeringen die voor deze slangen van
toepassing zijn. Er is een nieuwe norm van toepassing, namelijk NEN-EN 1763-1 t/m 4. Echter, gasslangen die volgens deze norm zijn gefabriceerd worden bijna nog niet geleverd. De meeste gasslangen op de markt worden nog conform de ‘oude’ norm NEN 5654 geleverd.
Op de gasslang moet dus één van beide normen staan vermeld. Bij een gasslang die exclusief is gefabriceerd volgens de nieuwe NEN-EN 1763-1 dient men te letten op de klasse. Klasse 2 is voor toepassing na de gasdrukregelaar. Klasse 3 en 4 zijn bestemd voor toepassingen gasfles en regelaar. Als de gasslang wordt blootgesteld aan weersinvloeden (en bij dakwerkzaamheden is dat vrijwel altijd het geval) dient altijd te worden gekozen voor Klasse 4.
Voor losse opstellingen gelden geen beperkende gasslanglengtes. Wel moet rekening worden gehouden met het eventueel maximaal toelaatbare drukverlies. Geadviseerd wordt de lengte zo kort mogelijk te houden om de risico’s op beschadigingen te beperken en de gasslangen op de juiste wijze (met behulp van slangklemmen) te bevestigen.
Gasslangen en koppelingen moeten altijd vrij beschikbaar en zichtbaar zijn zodat ze zijn te inspecteren op eventuele slijtage, lekkages en/of beschadigingen. Slangenklemmen mogen niet te strak worden aangedraaid, dit om insnoering van het materiaal te voorkomen. Om deze reden genieten meedraaiende, aangeperste koppelingen de voorkeur. Ook het opbergen van gasslangen verdient aandacht, om beschadiging te voorkomen. Het spreekt wellicht voor zich, maar zodra er beschadigingen of uitdrogingsscheurtjes zichtbaar zijn, mag de gasslang in geen geval worden gebruikt en moet deze direct worden vervangen.
Het is van belang dat vóór gebruik de gasslangen altijd visueel worden gecontroleerd op beschadigingen en scheurtjes, of anders elke zes maanden. Neem bij twijfel geen risico en vervang de gasslang direct. Uiterlijk na twee jaar moet de gasslang sowieso worden vervangen.
Andere stoffen
Overigens worden er binnen de dakenbranche ook andere stoffen toegepast en vervoerd, die de nodige aandacht verdienen. Denk bijvoorbeeld aan lijmen, bitumenoplossingen, PUR-schuim, lasvloeistof, etc. De gassen vallen in alle gevallen onder de ADR, wat betekent dat er geen vrijstellingen mogelijk zijn en in alle gevallen volgens de voorschriften uit het ADR gehandeld moet worden.