Roofs 2017-09-16 Bevestiging van gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen op hellende daken (premium)
Normen en regelgeving gebouwgebonden ankervoorzieningen
Met de overheveling van de normering voor gebouwgebonden ankervoorzienin-gen voor valbeveiliging van de Europese richtlijn voor persoonlijke beschermmiddelen (PPM) naar Europese verordening voor bouwproducten (CPR), zijn in de markt onduidelijkheden ontstaan wat de eisen zijn voor valvoorzieningen aan gebouwen. In dit artikel wordt aan de hand van dakhaken duidelijk gemaakt wat dit voor de valbeveiliging betekent.
SKG-IKOB Certificatie B.V.
SKG-IKOB legt momenteel de laatste hand aan de SKG-IKOB KOMO Uitvoeringsrichtlijn BRL 1513-09 voor de procescertificatie voor het aanbrengen van gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen op hellende daken. Deze uitvoeringsrichtlijn biedt aan uitvoerende bedrijven de mogelijkheid om opdrachtgevers de zekerheid te geven dat aangebrachte valveiligheidsproducten aantoonbaar en navolgbaar correct zijn aangebracht en veilig zijn te gebruiken zoals voorgeschreven.
Onderdeel van de Uitvoeringsrichtlijn BRL 1513-09 is dat de gecertificeerde uitvoerende bedrijven gecontroleerd worden op het op een juiste wijze monteren van gebouwgebonden valveiligheidsvoorzieningen. Deze voorzieningen moeten geleverd worden met de juiste documenten, waaronder bijvoorbeeld een prestatieverklaring van de producent van de dakhaken en de gebruiksvoorschriften.
De Uitvoeringsrichtlijn schrijft geen gecertificeerde producten voor. Voor de duidelijkheid voegen we daar aan toe dat CE-markering géén certificatie is. CE-markering heeft betrekking op een uniforme wijze van beoordelen van grenswaarden voor producteigenschappen voor (nieuwe) producten die op de markt worden gebracht. Indien CE-markering van toepassing is op een product, is het een wettelijke verplichting deze te hanteren.
Wetgeving
Gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen worden onder andere op hellende daken aangebracht om kortstondig onderhoud veilig te kunnen uitvoeren. Conform het Bouwbesluit moet een nieuw te bouwen of te renoveren gebouw veilig kunnen worden onderhouden. (zie inzet)
Bouwbesluit 2012
Afdeling 6.12 Veilig onderhoud gebouwen, nieuwbouw
Artikel 6.52. Aansturingsartikel
1. Een te bouwen gebouw is zodanig dat onderhoud aan het gebouw veilig kan worden uitgevoerd.
2. Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze afdeling en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften.
Artikel 6.53. Veiligheidsvoorzieningen voor onderhoud
1. Indien onderhoud niet veilig kan worden uitgevoerd zonder gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen, heeft een te bouwen gebouw daarvoor voldoende gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over het in het eerste lid bepaalde.
Regeling Bouwbesluit
Paragraaf 1.6. Veilig onderhoud - Artikel 1.13
Indien een te bouwen gebouw gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen als bedoeld in artikel 6.53, eerste lid, van het besluit nodig heeft om onderhoud veilig te kunnen uitvoeren, wordt om die voorzieningen te beoordelen gebruikgemaakt van de Checklist Veilig onderhoud op en aan gebouwen 2012.
Voor bestaande bouw gelden vanuit het Bouwbesluit geen eisen met betrekking tot aanwezigheid van gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen. Indien gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn, dienen deze geschikt te zijn voor veilig gebruik. Er is echter nergens gedefinieerd wat veilig gebruik is, anders dan dat dit vanuit de Arbo-wetgeving wordt voorgeschreven.
Om te voorkomen dat een persoon ernstig gewond raakt doordat deze van het dak af valt, moeten persoonlijke beschermingsmaatregelen worden getroffen. Onderdeel hiervan kan bijvoorbeeld het gebruik van gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen zijn. Het bedrijf dat het onderhoud uitvoert is verantwoordelijk voor een veilige uitvoering en moet zich er van verzekeren dat de gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen volstaan. Dat laatste is bijvoorbeeld mogelijk door de geregistreerde staat van de voorziening vast te stellen, of deze voorafgaand aan het uitvoeren van het werk te controleren.
Normeringen
Of een veiligheidsvoorziening correct is bevestigd en voldoende capaciteit heeft om bij een val de persoonlijke valbeschermingsmiddelen te zekeren, dient vóór ingebruikneming vastgesteld te worden. Hiervoor dienen constructieve berekeningen te worden gemaakt of proefondervindelijk te worden vastgesteld of de valbeveiligingsconstructie voldoet.
Voor constructieve berekeningen dient de werkelijk te verwachten belasting als uitgangspunt te worden genomen. Bij het werk kan een persoon van het dak vallen, door een sparing vallen of door de dakconstructie zakken.
Om met het laatste te beginnen. De EN 1991-1-1 incl. Nationale Bijlage verwijst in artikel 6.3.4 in combinatie met tabel NB4 - 6.10 voor dakonderhoud naar de opgelegde belasting voor het dakonderhoud van 2,0 kN. Deze 2,0 kN heeft als doel dat de persoon die onderhoud uitvoert op het dak niet door de dakconstructie heen zakt. Dit is de belastingscapaciteit voor persoonlijk gebruik waar het dakvlak ten minste aan moet voldoen.
Voor de belasting als gevolg van het onverhoopt vallen van het dak, of eventueel vallen door een sparing, dient men rekening te houden met een piekbelasting, voortkomend uit de val van de betreffende persoon en de maximaal op te nemen capaciteit van de persoonlijke valbeveiligingsmiddelen.
Ter verduidelijking nemen we de NEN-EN 517 ‘Geprefabriceerde toebehoren voor daken - Dak(veiligheids)haken’ als voorbeeld. Voor producten vallende onder de scope van deze productnorm is CE-markering verplicht. Momenteel is NEN-EN 517 voor dakhaken de enige productnorm voor gebouwgebonden ankervoorzieningen waar een Europese geharmoniseerde norm voor van kracht is. Tot december 2015 vielen andere gebouwgebonden ankervoorzieningen onder NEN-EN 795 of CEN/TS 16415. Dit zijn normen die vallen onder de Europese richtlijn voor persoonlijke beschermingsmiddelen (PPM) die aansluiten op die van veiligheidsproducten als vallijnen, valdempers en uitrustingen. Deze andere gebouwgebonden ankervoorzieningen zijn echter bouwproducten en moeten onder de CPR (Europese verordening voor bouwproducten) gaan vallen wanneer er hiervoor wel een geharmoniseerde Europese productnorm voor van kracht wordt.
Voor NEN-EN 517 CE-gemarkeerde producten is middels een eenmalig initieel type beproeving vastgesteld dat ze voldoen aan de normelementen zoals vermeld in het kader.
De maximale piekbelasting, voortkomend uit het vallen van een persoon kan in lijn met NEN-EN 517 en NEN 8700 worden vastgesteld.
Voor een persoon met het gemiddelde gewicht van 100 kg en een vrije val van 4 meter hoogte (2 x 2,0 m vallijn) volgt met een veiligheidsfactor van 1,5 een maximaal op te nemen impactbelasting van 6 kN.
Deze piekbelasting sluit aan op de in NEN-EN 355 (schokopnemer) en NEN-EN 364 (persoonlijke valbeveiligingsmiddelen) genoemde maximaal op te nemen belasting.
Bestaande gebouwen
Bestaande gebouwen dienen volgens het Bouwbesluit voor constructieve veiligheid te voldoen aan bepalingen zoals opgenomen in NEN 8700. Hierin geldt dat voor de berekening van de constructieve sterkte de Eurocodes inclusief Nationale Bijlagen moeten worden gebruikt. De bij de constructieve berekening te hanteren veiligheidsfactoren worden echter vanuit NEN 8700 aangeschreven.
De NEN-EN 517 voor dakhaken is opgesteld voor het product en niet voor projectspecifieke omstandigheden. Het feit dat de dakhaak/ankervoorziening conform de productnorm in laboratoriumomstandigheden een statische belasting van 10 kN moet kunnen opvangen, betekent niet automatisch dat deze dit in de praktijk ook moet kunnen opvangen. In de praktijk is namelijk de aanwezige onderliggende constructie de grote onbekende, die op basis van berekeningen, dan wel proefondervindelijk moet voldoen aan de eisen voor op te vangen belastingen.
Wat is nu verplicht en wat niet
Vanaf de invoering van het Bouwbesluit 2012 geldt dat nieuw te bouwen en te renoveren gebouwen veilig onderhouden moeten kunnen worden. Vanaf 2006 geldt dat dakhaken inclusief bevestiging aantoonbaar vastgestelde belastingen moeten kunnen opvangen. Het bedrijf dat zijn werknemers kortstondig onderhoud op het dak laat uitvoeren moet conform de Arbo-wetgeving er op toezien dat dit veilig gebeurt.
Voor dakhaken die eerder zijn verhandeld dan 2006 is CE-markering niet van toepassing. Valbeveiligingshaken die dus vóór 2006 zijn aangebracht, hebben geen CE-markering, producten hoeven daarmee ook niet aan de eisen voor deze markering te voldoen. Hoe nu aan te tonen dat deze haken mogelijk wel aan de huidige Arbo-eisen voldoen? Hiervoor biedt de Uitvoeringsrichtlijn BRL 1513-09 een uitweg: keuren op het dak van de bestaande dakhaken naar de minimale eisen.
Voor producten die reeds aangebracht zijn, geldt volgens het Bouwbesluit ‘”het van rechtens verkregen niveau’. Voor veel monumenten zijn geen rechtens verkregen niveaus vastgesteld. Voor de valbeveiliging wordt in het Bouwbesluit geen specifieke eis genoemd waar deze aan zou moeten voldoen. Wel geldt voor de draagconstructie waarop de dakhaak wordt gemonteerd dat deze moet voldoen aan de bepalingen van NEN 8700.
Gebouwgebonden ankervoorzieningen zijn als bouw-product wel onderdeel van de bouwkundige constructie, maar maken geen onderdeel uit van de draagconstructie. Vanuit de normen voor valbeschermingsmiddelen (harnas, vallijn en krachtopnemer) volgt een maximaal op te nemen belasting van 6 kN. Wanneer voor kortstondig onderhoud dakhaken worden gebruikt als gebouwgebonden ankervoorziening, moet de dakhaak deze belasting aantoonbaar kunnen weerstaan.
Jaarlijkse controle
Voor de persoonlijke valbeschermingsmiddelen geldt conform de PPM-richtlijnen een verplichte jaarlijkse controle. Voor de dakhaken is de controle op functioneren niet verplicht. De periodieke controle op blijvende functionaliteit is wel omschreven in de productnorm, maar deze is niet opgenomen in de annex ZA als essentieel kenmerk. De jaarlijkse controle op functioneren van de dakhaak is echter wel onderdeel van het algemene dakonderhoud.
Concluderend
Voor gebouwgebonden ankervoorzieningen maakt de productnorm duidelijk met welke belastingen maximaal gerekend moet worden. Dit zijn belastingen die tevens moeten passen binnen de richtlijnen voor persoonlijke beschermingsmiddelen. Ook de belastingen op bestaande dakhaken moeten aantoonbaar passen binnen de richtlijnen voor persoonlijke beschermingsmiddelen.