Roofs 2018-02-30 Bevestiging van ankervoorzieningen op de dakbedekking (premium)
Special veilig en gezond werken
Geregeld wordt de redactie van Roofs gevraagd of ankervoorzieningen voor valbeveiliging wel veilig zijn als deze aan de dakbedekking zijn gekleefd en of daar niet eens wat over geschreven moet worden. Die vraag van vooral dakdekkers wordt meer ingegeven door leveranciers die elkaar de tent uitvechten dan door gebruikers. In antwoord op de vraag publiceren wij onderstaand artikel en doen we bij deze gelijk een oproep aan de lezers: voor zover wij hebben kunnen nagaan, is er nog nooit een persoon met ankervoorziening en al naar beneden gekomen. Mocht iemand een casus kennen, laat het ons weten.
Ton Berlee
In dit nummer van Roofs is een recensie opgenomen van de PBM gids 2018. In de gids worden ook verankeringspunten aan gebouwen behandeld en wordt gewezen naar een uitspraak van het Europese Hof. Deze uitspraak was naar aanleiding van een geschil tussen een aanbieder van een anker dat aan de constructieve ondergrond wordt bevestigd en een aanbieder van een anker dat aan de dakbedekking wordt bevestigd. Beide ankers zijn in Nederland massaal op daken aangebracht. De uitspraak luidde dat verankeringspunten aan gebouwen beschouwd moeten worden als bouwproducten en niet als persoonlijke beschermingsmiddelen. De uitspraak zorgt ervoor dat er naar één en hetzelfde product met andere ogen gekeken moet worden.
Ankervoorzieningen voor valbeveiliging is booming business gebleken. De ankervoorzieningen zijn er in zeer vele gepatenteerde en geregistreerde uitvoeringen en allemaal voldoen ze aan de normen die daaraan gesteld worden. Ze werden aanvankelijk vooral aangeboden door leveranciers van Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s) en werden ook als PBM’s beschouwd. Niet alleen door de aanbieders, ook door de Europese instellingen. Nu worden ankervoorzieningen door dakmaterialenleveranciers, dakdekkersbedrijven en anderen aangeboden en geïnstalleerd. Dat heeft weer geleid tot stichtingen en recent Beoordelingsrichtlijnen voor installatie, keuring en onderhoud van ankervoorzieningen. Het is allemaal duidelijk in ontwikkeling en daarmee nog omgeven door onduidelijkheden, waar we in Roofs geregeld over berichten.
Keuring PBM’s
PBM’s zijn attributen met een beperkte levensduur. Veiligheidsschoenen, werkkleding, bouwhelmen, harnassen, etc. hebben een levensduur van 5 à 6 jaar en worden als het goed is door één en dezelfde persoon geregeld onder verschillende omstandigheden en op verschillende werken gedragen en gebruikt. Waar gewerkt wordt, vallen spaanders en na enkele jaren intensief gebruik moet de PBM worden vervangen. Tussendoor is het van belang dat een werkgever ervan verzekerd is dat de PBM goed functioneert en is het logisch dat de PBM geregeld, minimaal eens per jaar, wordt gekeurd. De PBM’s met een korte levensduur evolueren in hoog tempo. Werkbroeken bijvoorbeeld worden steeds slijtvaster, sterker, brandveiliger, comfortabeler etc. en inmiddels lopen bouwvakkers bijna geüniformeerd op de bouwplaats.
De keuring van PBM’s is ook van dien aard. In de vigerende normen zijn eisen vastgelegd, alsook keuringsmethoden. De eenmalige toelatingskeuringen moeten uitgevoerd worden door notified bodies, die geaccrediteerd zijn voor de normen waar zij naar mogen keuren. De fabrikanten moeten bij de ontwikkeling en fabricage aantoonbaar volgens procedures en kwaliteitszorg te werk gaan en de informatievoorziening moet ertoe bijdragen dat in de keten van fabrikant tot gebruiker alle relevante informatie op de juiste wijze wordt verstrekt.
PBM’s zijn relatief gemakkelijk te keuren en te certificeren. Het zijn op zichzelf staande middelen, gekoppeld aan een bedrijf of gebruiker. Een bedrijf kan een eigen onderhoudsman aanstellen, die onder eventueel toezicht van een derde werkt, of een gespecialiseerd bedrijf inhuren dat jaarlijks alle uitrustingen keurt, registreert en onderhoudt of vervangt. Alles in het kader van veiligheid, maar meer nog in het kader van aansprakelijkheid. Het is in dat opzicht goed geregeld.
Keuring Bouwproducten
Ankervoorzieningen aan gebouwen als bouwproduct passen slecht in bovenstaande kwaliteitszorg en -bewaking.
Ter vergelijking twee veel voorkomende bouwproducten: een balustrade en een balkon. Hoe gevaarlijk een balkon kan zijn, is gebleken bij incidenten in de jaren negentig. Ook een balustrade kan gevaar opleveren, zo bleek tijdens een concert in Utrecht toen een trap met leuning instortte. Balkons en balustrades komen zeer veelvuldig voor en worden na oplevering nooit meer gekeurd als daar geen aanleiding voor is. De betrouwbaarheid van een vloer die door iedereen gebruikt wordt, of een dakvloer waaronder we leven en werken, is ook van een groter belang dan de betrouwbaarheid van een ankerpunt dat uitsluitend bestemd is voor geïnstrueerd en vakbekwaam personeel.
Installaties die in werking moeten treden bij calamiteiten, zoals sprinklerinstallaties, rookmelders of noodaggregaten, worden weer wél geregeld geïnspecteerd, omdat ze bewegende delen bevatten. Er is dus een verschil in materialen en producten en naar de richtlijnen van bouwmaterialen vindt een indeling plaats naar de noodzaak van betrouwbaarheid. Er zijn vijf klassen en al naar gelang de klasse wordt de herkomst, de controle/keuring en de certificering vastgesteld. Naar verwachting worden ankervoorzieningen in een lage klasse ingedeeld.
Veiligheidsfactor
Interessant is welke eisen er aan een ankervoorziening worden gesteld, of anders gezegd: hoe sterk moet een ankerpunt zijn en hoe sterk de verbinding van het ankerpunt aan het gebouw. Nu wordt door diverse leveranciers van PBM’s gesteld dat een ankerpunt verbonden moet zijn aan een constructief deel. Onduidelijk is waarom, en hoe dit te realiseren. Er zijn van alle bekende merken duizenden ankerpunten met tuimelankers aan staalbeplating en houten dakbeschot geplaatst.
Nog onduidelijker wordt het bij de vraag met welke krachten te rekenen. Wanneer een persoon valt, en het ankerpunt moet de val onderbreken, dan is de genormeerde maximale kracht die een schokabsorber uitoefent op een ankervoorziening 6 KN. In de oude EN 795 stond dat een ankervoorziening minimaal 10 KN moest kunnen weerstaan, in de 2012 versie werd dat 12 KN. De 12 KN zou voortkomen uit een veiligheidsfactor 2, wat 2x6 = 12 KN oplevert. Even later werd (niet in de norm) gesteld dat kunststof of gelijmde delen een veiligheidsfactor 3 behoeven, wat betekent 3x6 = 18 KN. Ook moest de ankervoorziening in staat zijn een dynamische val te weerstaan van 100 kg over 2,5 m1 hoogte. Die dynamische kracht bleek behoorlijk te beïnvloeden, waardoor deze eis is bijgesteld naar een dynamische kracht van minimaal tussen de 8,5 en 9,5 KN.
Weer later werd gesteld dat er ankers moeten zijn voor meerdere personen met een eigen norm. Een stelling die maar moeilijk strookt met het gegeven dat PBM’s slecht kortstondig gebruikt mogen worden, uitgedrukt in manuren. Meerdere personen op een werk betekent al snel de verplichting tot collectieve valbeveiliging en daar wordt niet een kabelsysteem mee bedoeld (dat is immers een PBM), maar een tijdelijk hekwerk of steiger. Deze verzwaarde eisen zouden logisch zijn, als er personen met ankervoorziening en al naar beneden zouden zijn gekomen, maar voor zover mij bekend is dat nog nooit gebeurd. De veiligheidsfactoren tussen de richtlijn voor PBM’s en die van bouwproducten verschillen ook. Rekenen met metaal betekent vaak een veiligheidsfactor van 1,2 of lager. Met hout, een materiaal dat meer variatie vertoont, is de veiligheidsfactor 2. Het is dus afwachten wat er gaat komen uit de bouwrichtlijn ankervoorzieningen waar gerekend wordt met Eurocodes.
Montage
De ankervoorzieningen werden volgens de EN 795 getest op geconditioneerde ondergronden in een laboratorium. Kabel- en railsystemen, bijvoorbeeld, werden en worden gemonteerd op stalen liggers en vervolgens beproefd. Ook ankervoorzieningen als paaltjes werden gewoon met bouten op een stalen ligger gemonteerd. Dat die ankers allemaal voldoende sterk bleken te zijn laat zich raden: het risico van falen lag dan ook volledig bij de partij die de ankervoorziening monteerde. Toen gesteld werd dat dit niet echt aansloot op de praktijk van de daken, werden voor laboratoriumtesten de ankervoorzieningen vervolgens gemonteerd op betonnen platen. Dat ook dit niet echt aansloot op de praktijk, werd pas de laatste jaren onderkend. Het was de aanleiding om te komen tot een BRL voor veiligheidsvoorzieningen op platte daken en een URL voor voorzieningen op hellende daken. Tot op de dag van vandaag volstaat het conform de normen dat een fabrikant een beschrijving geeft op welke wijze de ankervoorziening bevestigd moet worden. Het is naar de BRL en de URL dat er nu nader op de montage van de voorziening wordt toegezien.
Bevestiging aan dakbedekking
Hiermee komen we bij de vraag van ankervoorzieningen die verbonden worden aan de dakbedekking. Gegeven het feit dat ankervoorzieningen in eerste instantie vooral zijn aangeboden door leveranciers van PBM’s, bleek dat bij die partijen aanvankelijk weinig kennis van de praktijk op daken aanwezig was. Zo’n 15 jaar geleden kwamen er dan ook enkele systemen op de markt van ankervoorzieningen die aan de dakbedekking bevestigd kunnen worden door middel van ‘branden’, föhnen of verkleving. Dat deze ankervoorzieningen snel en zeker zijn aan te brengen, werd snel ondervonden door dakdekkers, waardoor deze ankers snel populair werden.
Het in diskrediet brengen van deze ankers door de eerste aanbieders/concurrenten, waaronder de denigrerende term ‘plakanker’, kwam snel op gang en duurt tot op de dag van vandaag. De ‘discussie’ over wat wel en niet goed is, wordt vooral op emotionele gronden gevoerd. Dat terwijl het monteren aan de constructieve ondergrond door de toenemende eisen aan daken steeds moeilijker wordt en er zeer veel schadegevallen bekend zijn van verkeerd gemonteerde ankervoorzieningen.
Technisch gezien is een verbinding van een ankervoorziening aan een dakbedekkingssysteem heel goed mogelijk gebleken, mits het dakbedekkingssysteem één of meerdere lagen bevat met een polyester wapening. Dakbedekkingssystemen op platte daken moeten stormvast verbonden zijn aan de ondergrond. Daar kun je gewoon aan rekenen. De lasverbinding tussen de naden van de dakbanen is genormaliseerd en aantoonbaar sterk, als ook de sterkte van de dakbedekking zelf door genoemde polyester wapening.
De dakbanen en de lasnaden worden ook getest na veroudering, er is ruime ervaring mee opgedaan de laatste 40 jaar. De sterkte neemt niet of nauwelijks af in de tijd. Voor bitumineuze daken mag gelden dat de bitumen zachter is naarmate het warmer wordt, boven de 60 graden Celsius kan je niet op een bitumineuze dakbedekking lopen en dus wordt bij die temperaturen het dak ook niet betreden. Bij windkracht 8 of meer mag je het dak ook niet op. Tot slot wijzen vele testen uit dat een bevestiging van een anker aan een dakbedekkingssysteem bij een belasting door een val veel minder impact heeft op de totale constructie dan wanneer dat anker rechtstreeks aan de ondergrond is bevestigd. De elasticiteit van het geheel is dermate veel groter dat de ankervoorziening prima volstaat.
Nu bepaald is dat ankervoorzieningen gaan vallen onder nieuw op te stellen norm(en) naar de Bouwrichtlijnen, is tevens vastgesteld dat de huidige status quo tot die tijd in stand blijft. Alle ankervoorzieningen die eerder waren toegestaan, zijn dat nu ook. Het is echt wachten op de nieuwe norm. Tot die tijd moeten de huidige ankervoorzieningen worden beoordeeld naar de huidige geldende geharmoniseerde normen. Alle gebouwgebonden ankervoorzieningen die gecertificeerd zijn naar de EN 795;1996 zijn toegestaan als ankervoorziening voor de erkende werkmethodieken. De EN 795;2012 geldt immers niet voor gebouwgebonden ankervoorzieningen type A, C & D en daarmee blijft de versie van 1996 van kracht. Het staat alle aanbieders vrij om op alle mogelijke manieren aan te tonen dat hun ankervoorziening sterker of beter is dan de andere. Dat kan echter nooit een certificaat of CE product opleveren, op zijn best een getuigschrift van een geaccrediteerde instelling in de zin van: ‘getest conform de ontwerpnorm…’ Dat kan bijvoorbeeld zijn de TC 16415 voor meervoudig gebruik van ankervoorzieningen zijn (hoe die norm ingepast gaat worden in de Bouwrichtlijnen, is eveneens afwachten). Ankervoorzieningen die niet voldoen, of nooit aantoonbaar hebben voldaan, aan de EN 795:1996 mogen op zijn best gebruikt worden voor de werkmethodiek ‘gebiedsbegrenzing’. Aan ankervoorzieningen en uitrusting voor die werkmethodiek zijn immers geen, of beperkte eisen opgesteld. De meeste ankervoorzieningen, ook de zogenoemde ‘plakankers’ en ‘paaltjes’ zijn naar de EN 795;1996 gecertificeerd en toegestaan. Nogmaals: voor zover ons bekend is er nog nooit iemand met ankervoorziening en al naar beneden gekomen en we horen het graag als dat anders is.