Roofs 2018-03-58 De boeren van de bouw
Theo Talks
In al die tijd dat ik nu met dakwerk in aanraking kom, is er één constante factor: het weer. Net als boeren kunnen dakdekkers niet uitgepraat raken over het weer. Eén ding is zeker voor dakdekkend Nederland: het weer is nooit goed. Echt, als een buitenstaander ons over het weer hoort, kan hij maar tot één conclusie komen: “Wat is dat een stel zeikers!”
Toen ik net van de HTS kwam en als bouwkundig schade-expert bij Van Cappelle en Partners begon, werd ik binnen de kortste tijd naar een BDA-cursus gestuurd. De reden was simpel, net als de vraag die ik meekreeg: ‘Waarom scheuren die platte daken?’ Na iedere winter stroomden de schadeclaims bij de verzekeraars binnen, net zo veel als het water dat de hallen instroomde. Daar leerde ik direct dat het weer de vriend en vijand van de dakdekkers is. Onwerkbaar weer was de killer van de uitvoering, volgens de cursisten. Zon, wind en vorst zorgden ervoor dat de platte bitumen daken verouderden, kapot gingen en vervangen moesten worden door nieuwe, gemodificeerde bitumineuze daken. Kortom: het weer was een zegen voor de omzet, volgens de dakdekkers die aanwezig waren op de cursus.
Bij Van Cappelle was ik geen blijvertje en na vijf fantastische jaren in de stand-decorbouw bij Atelier Leo Mineur kwam ik uiteindelijk echt op het dak. Gebr. Kooy zocht en vond een projectleider in mij en vanaf die tijd ben ik bij het dak betrokken. Al snel leerde ik in de praktijk wat wind kan doen op het dak. Als nieuweling kreeg ik een degelijke opleiding op het kantoor in Enschede, maar ook in de praktijk op het dak. Op één van de eerste dagen ging het lekker waaien en wij waren in De Lier op een bedrijfshal bezig. Theo zou wel even die ontbrekende EPS-plaat halen. Een onverwachte windvlaag - althans voor mij – en de plaat sloeg vol op mijn porum. Tollend met een bril op half zeven stond ik op het dak. De wind had mij bijna knock-out geslagen.
In de eerste winter werd ik geconfronteerd met het fenomeen vorstverlet. Het vroor, dus konden onze dakdekkers niet werken. Terwijl we in de standbouw met -15º C in Frankfurt aan het werk waren (en de hele hal ziek werd van de temperatuursverschillen omdat er zo nu en dan nog even iets uit de auto moest worden gehaald). Terwijl andere ploegen in Brussel de latex tegen de standwanden zagen bevriezen, bleven onze doorgewinterde dakdekkers thuis. Ieder zichzelf respecterend kaderpersoneelslid van het dakdekkerbedrijf vervloekte de vorst: geen omzet, geen bonnen, geen rekeningen. Alleen facturen en klagende opdrachtgevers. Het weer hield ons weer dagen in de houdgreep.
Maar ook als het waait, hoort de omstander de dakdekkers klagen. Ben je als dakdekker een beetje op hoogte, dan waait het al heel snel te hard. Isolatieplaten gaan aan de haal, het is door de windchill om af te sterven op het dak, er is geen controle over de vlam, de wind heeft de productie in de greep. Ben je net lekker je kunststof dak aan het föhnen, slaat de wind onder je rol en heb je plooien van hier tot ginder. Lekker hoor, als je met een mooi stukje zichtwerk bezig bent.
Dan heb ik het alleen maar over een beetje wind. Nee, het zal maar stormen! De dag voor de storm is iedereen uren bezig om zijn werk stroomveilig te ballasten, isolatieplaten te bundelen en restafval als een speer af te voeren. Naar de productie van de dag voor de storm kan je als dakaannemer wel fluiten. Tijdens de storm kan je, als je mazzel hebt, je personeel een ATV-dag laten opnemen. Als je mazzel hebt. Vaak heb je, ondanks alle inspanningen van de dag vóór de storm, een halve dag nodig om isolatieplaten te rapen en beschadigingen te verhelpen.
Met een beetje geluk krijg je uit de markt de vraag om stormschade te herstellen. Natuurlijk ben je blij met de extra omzet, maar had het niet kunnen komen als je het wat minder druk hebt? Eerst verruïneert de storm je planning en nu gooit de nazorg je planning compléét overhoop. Echt: dat rotweer is heer en meester in dakdekkend Nederland. En dan vinden die mannen het gek dat ze DE BOEREN VAN DE BOUW worden genoemd.