Zoeken

Roofs 2018-09-58 Luchtdicht bouwen en dakdekkerswerkzaamheden (premium)

Special Luchtdicht bouwen

Dakdekkers moeten, wanneer ze ook isoleren, aandacht geven aan ­luchtdicht bouwen. Dat moet wanneer de dampremmende laag ­onderbroken of beëindigd wordt: het behoort tot de standaard werkzaamheden. Extra aandacht moet bij de acceptatie van het werk worden gegeven aan de vraag of er aanvullend nog afgedicht dient te worden.

Ton Berlee

Het mag worden verondersteld dat de functie van een damp­remmende laag bekend is. De laag voorkomt ­vochtaccumulatie door diffusie van warme binnenlucht in warmdakconstructies en deze moet daarvoor aan de ‘warme’ zijde van de isolatie worden aangebracht. Een dampremmende laag kan alleen goed functioneren als deze ‘stromingsdicht’ is. Daarvoor moet bij alle aansluitingen de dampremmende laag opgezet worden tot 50 mm boven de aan te brengen isolatie.

Al deze eisen staan duidelijk omschreven in de Vakrichtlijn van VEBIDAK/BDA en behoeven verder geen betoog. Bitumineuze dampremmende lagen kunnen ook dienen als tijdelijke dakafdichting, waardoor het dak in stedelijk gebied als werkvloer gebruikt kan worden. En wanneer er ruimte is, kan het dak zijn definitieve isolatie en dakbedekking krijgen. Allemaal bekend. Voor luchtdicht bouwen moet de gebouwschil voldoende dicht zijn om het gebouw goed te kunnen ventileren. Een dampremmende laag draagt voor het dakoppervlak vanzelfsprekend bij aan die luchtdichtheid. Echter, waar de dampremmende laag eindigt, moeten aansluitende gebouwdelen luchtdicht aansluiten. En dat gaat niet altijd vanzelf.

Het is de vraag in hoeverre dit het werkgebied is van de dakdekker: dat is afhankelijk van de taken die hij krijgt toebedeeld, dan wel die hij zich toe-eigent bij het verkrijgen van het werk. Bij de dakbeëindigingen hoort bij zowel de dakrand als het opgaand gevel en/of dakwerk een aansluiting op de gevel. Deze aansluiting hoort luchtdicht te zijn. Een ander aandachtspunt is de luchtdichtheid van de dakdoorvoer - of dat nu een pijp is, een toegangsluik, een schoorsteen of een lichtstraat. De luchtdichte aansluiting is dan meer dan alleen het opzetten van de dampremmende laag tegen de opstand van de doorvoer. Iets wat overigens altijd noodzakelijk is en blijft.

Ter verduidelijking de betreffende SBR details die voor dit doel zijn uitgewerkt: (zie afbeelding 1). Het betreft een breedplaatvloer als dakvloer, waar bij de dakrand aanvullend op de dakvloer een houten raamwerk is geplaatst als opstand. Het houten raamwerk heeft aan de binnenzijde een ­afwerking van multiplex, waartegen de dampremmende laag en de dakbedekking kan worden aangebracht. Het houten raamwerk moet in de kim extra worden afgedicht, voordat de dampremmende laag wordt aangebracht. Dit om ervoor zorg te dragen dat de afdichting van de gevel overgaat in die van het dak. Dit afdichten kan uitgevoerd worden door een dakdekker. Onder de dakvloer moet ook een afdichting worden aangebracht, dit hoort duidelijk niet tot het dakdekkerswerk.

Nu zal de mate van luchtstroom bij de dakbeëindigingen wel meevallen, anders is het gesteld met de dakdoorvoeren. Ook weer ter verduidelijking het volgende SBR detail.

Het betreft hier een voorbeeld om leidingen door een plat dak te voeren, in dit geval ten behoeve van zonnecollectoren. Er doen zich enkele problemen voor. Aan de onderzijde van het platte dak, bij het plafond in dit geval, moet een manchet de doorgevoerde leiding geheel omsluiten. Dit manchet moet bij voorkeur uit één stuk zijn, zodat die om de leiding is aangebracht voordat deze door de dakopening wordt gestoken. De ruimte tussen de leiding en de mantelbuis (als die er is) moet geheel gevuld zijn met isolatie. De mantelbuis moet luchtdicht aansluiten op de dampremmende laag. De mantelbuis steekt 50 mm boven de isolatie uit, en moet luchtdicht aansluiten op de afdekkap. De afdekkap moet waterdicht aansluiten op de dakbedekking. Het spreekt vanzelf dat de dakisolatie perfect aansluit op de mantelbuis. Wanneer dit detail moet worden uitgevoerd in een bestaand dak, dan is het niet uitvoerbaar. Ook bij nieuwbouw zal het in zeer goed overleg met de aannemer moeten worden uitgevoerd. Wanneer bijvoorbeeld voer je de leiding door de mantelbuis? De dakdekker zal dan niet meer op het werk zijn. Als het door een installateur gedaan moet worden, hoe zal deze dan de ruimte tussen de leiding en de mantelbuis vullen? En hoe de kap aan te brengen?

Vergelijk dit ook eens met detail DRL 07 B/K van de Vakrichtlijn.

In dit geval is er een (mantel)buis die eindigt onder de dakbedekking. Deze mantelbuis sluit prima aan op de ­dakvloer, wat zou kunnen als deze ­gestort is bij de fabricage van de vloer. Ook met een gatzaag is een goed resultaat te verkrijgen. De mantelbuis moet met een manchet aansluiten op de dampremmende laag. Niet getekend, maar wel ­gewenst is het om de dampremmende laag te laten aansluiten op de dakbedekking door deze, zoals de Vakrichtlijn voorschrijft, door te voeren tot 50 mm boven de isolatie. Wanneer het een volledig verkleefde dampremmende laag is, dan is deze uitvoering luchtdicht. In het geval van een mechanisch bevestigd of losliggend geballast systeem moet de mantelbuis aan de onderzijde luchtdicht aansluiten op de dakvloer. Een dubbelwandige buitenpijp voorkomt inwendige condensatie aan de binnenzijde van de pijp, eventueel condens valt terug in de mantelbuis.

De lezer kan zich voorstellen wat luchtdicht aansluiten bete­kent voor een lichtstraat. Het meest praktisch is om rondom de dakdoorbreking de dampremmende laag, koud verkleefd of gebrand, volledig te hechten aan de dakvloer en de dakdoorvoer. De ruimte tussen de dakvloer en de ­dakdoorvoer uitvullen met PUR-schuim en netjes laten aftimmeren. Dit wel goed doorspreken met de aannemer en ­duidelijk aangeven dat de alleen afdichting met de dampremmer te garanderen valt.