Roofs 2018-09-62 Eenvoudige, indicatieve meetmethode voor luchtdichtheid gebouwen
Special luchtdicht bouwen
TNO heeft een vereenvoudigde, indicatieve methode bedacht voor het bepalen van de luchtdichtheid van gebouwen. Bij grote woningbouwprojecten worden vaak maar enkele huizen op luchtdichtheid getest, vanwege het tijdsbestek en de kosten. Met deze methode wordt het mogelijk alle afgewerkte woningen te testen. De methode is bovenal indicatief en is te zien als een mooie aanvulling op de blowerdoormetingen. Het is een innovatieve methode en daarom is er een internationaal patent op aangevraagd.
De AirTighnessTester, kortweg de ATT, is een meetinstrument dat op basis van de door TNO bedachte methode wordt ontwikkeld door ACIN instrumenten in nauwe samenwerking met TNO. Deze ontwikkeling maakt deel uit van het TKI-project ‘Securevent’. TKI staat voor Topsector Kennis en Innovatie. Het doel van dit project is het beter borgen van de integrale prestaties van luchtinstallaties in woningen (luchtkwaliteit, geluidscomfort en energiegebruik). Een essentiële voorwaarde hiervoor is de beschikbaarheid van eenvoudige meetinstrumenten voor de professionele markt, waarmee 1) de luchtvolumestroom, 2) het geluidsniveau van het ventilatiesysteem en 3) de luchtdichtheid van de gebouwschil op snelle en betaalbare wijze kunnen worden getoetst. Voor deze drie parameters worden eenvoudige meetapparatuur en/of meetprotocollen ontwikkeld. De projectdeelnemers zijn TNO, de VLA, Uneto VNI en ACIN. Het project wordt uitgevoerd met een Topsector Energiesubsidie van het Ministerie van Economische Zaken.
Methode
De ATT bestaat uit een drukmeter en een referentievat van zo’n 2 á 3 liter en wordt bediend met een app via een directe wifi-verbinding. Nieuwe of gerenoveerde woningen hebben in de meeste gevallen een woningventilatiesysteem met tenminste één ventilator (systeem B, C of D). In plaats van de fan van de blowerdoor, wordt deze ventilator gebruikt om de woning op over- of onderdruk te brengen.
Het vat wordt ergens in het huis neergezet. De druk in het vat is gelijk aan de druk in het huis met uitgeschakeld ventilatiesysteem. Door vervolgens het ventilatiesysteem in- en uit te schakelen, ontstaat er een drukverschil tussen de woning en het referentievat, waaruit de luchtdoorlatendheid berekend kan worden. Om een betrouwbare waarde te krijgen, moet dit drukverschil meerdere keren bepaald worden. Dit kan eenvoudig door het ventilatiesysteem een aantal keren in- en uit te schakelen (5 keer 10 seconden is meestal genoeg).
Als het echt alleen om een indicatie gaat, kan men een schatting voor de luchthoeveelheid van het ventilatiesysteem gebruiken. Als deze indicatieve waarde dichtbij de gewenste qv10 ligt, kan de luchthoeveelheid met een daarvoor geschikt toestel gemeten worden om een preciezere waarde voor de qv10 te berekenen. Merk op dat met de ATT slechts één Q-dP punt wordt gemeten. De methode werkt met een vaste stromingsexponent van 0.66.
Momenteel is in zo’n dertigtal woningen gemeten met zowel de blowerdoor als met de ATT. Voor het overgrote deel kwamen beide methodes tot dezelfde conclusies. Ook voor de kleinere installateur wordt dit een betaalbaar instrument dat eenvoudig te bedienen is, en waarmee snel een indicatie kan worden gekregen over de luchtdichtheid. Deze test kan een nuttige toevoeging zijn naast de officiële blowerdoormeting. Daarmee denkt men dat er veel meer aandacht zal gaan komen voor luchtdichtheidsmetingen en dus ook voor de blowerdoormetingen.
Naar verwachting komt de ATT medio 2019 op de markt. De eerste testresultaten uit het veld worden gepresenteerd tijdens het AIVC congres dat 18 en 19 september wordt gehouden in Juan-le-Pins (Frankrijk).