Roofs 2018-11-03 Mensenkennis
column
Twee keer per jaar vergadert de redactie van Roofs met de leden van de redactieraad en behalve dat dit gezellig is, en de maaltijd beter dan wat ik zelf doorgaans in elkaar draai, zijn deze avonden altijd interessant en rijk aan ideeën. De redactieraad bestaat, zoals wellicht bekend, uit mensen uit het veld: allemaal experts op hun eigen deelgebied en allemaal zijn ze behept met een kritische blik en een gezonde dosis eigenwijsheid. Officieel zit ik die vergaderingen voor, maar ik ben die avonden vooral bezig met luisteren: waar lopen deze mannen (want het zijn vooralsnog allemaal mannen) zoal tegenaan, wat zijn hun bevindingen, waar ver-bazen ze zich over, wat zijn hun frustraties, hun vragen, hun wensen? En omdat de ongeschreven afspraak is dat alles wat in de kamer wordt besproken daar ook blijft, gaan ook de leuke anekdotes over tafel.
In de loop der jaren heb ik het accent van de discussies zien verschuiven. Waar het voorheen bijvoorbeeld ging over brandveilig detailleren, of over de krimp van isolatiemateriaal, gaat het nu veel meer over de vergezichten: wat is er zoal mogelijk met het dak en hoe wordt deze mogelijkheid optimaal benut, in technisch, functioneel en esthetisch opzicht? En de redactieraad zou de redactieraad niet zijn, als ze niet voortdurend zouden wijzen op de frictie tussen droom en daad. De overheid stelt ambitieuze plannen op, de leveranciers beloven gouden bergen en op het dak is het uiteindelijk de dakdekker (al dan niet in samenwerking met de hovenier en/of installateur) die al die dromen waar moet maken.
Een vraag die in dit verband steeds weer terugkeert, is die naar de eindverantwoordelijkheid. Van wie is het dak eigenlijk? Die vraag wordt dikwijls gesteld met (letterlijk) de blik naar boven gericht: wat gebeurt er met die vakkundig aangelegde waterdichte laag als andere partijen er hun groenpakket, zonnepanelen, tegels, zwembad, loungebar, etc. op aanleggen? Het gaat er zoals bekend niet altijd even zachtzinnig aan toe op het dak en respect voor andermans werk spreekt niet vanzelf. Maar zodra het dak begint te lekken, wordt er vaak slechts naar één partij gekeken: de dakdekker.
Wanneer we de blik naar beneden richten (wat zit er ónder de dakbedekking?), is de kans levensgroot dat de dakdekker opnieuw in de hoek terechtkomt waar de klappen vallen. Op het moment dat hij begint te werken, immers, accepteert hij de ondergrond. Terwijl dat in lang niet alle gevallen een goed idee is. Als er gaandeweg problemen ontstaan, omdat de ondergrond mankementen vertoont, wordt er vaak slechts naar één partij gekeken: de dakdekker.
Het antwoord op de vraag van wie het dak is, lijkt dus simpel te beantwoorden: het dak is van de dakdekker. Maar zo lijkt het meestal toch niet te werken, zeker als het bijzondere daken betreft. Dan is het dak ineens van die hoogwaardigheidsbekleder die het lintje doorknipt en van een heleboel andere mensen – maar niet van de dakdekker.
Je hoort wel dat het in deze tijd van levensbelang is om strategische samenwerkingsverbanden aan te gaan en dat lijkt me inderdaad een waarheid als een koe. Vakmanschap alleen is niet genoeg, mensenkennis is tegenwoordig minstens zo belangrijk. Of preciezer gezegd: mensenkennis wordt steeds meer onderdeel van het vakmanschap. Net als zelfkennis, trouwens. Want hoe vaak wordt er niet in een onmogelijke situatie eindeloos geprutst, om het werk toch maar binnen de gestelde termijn af te krijgen? Voldoende zelfkennis om de vraag te stellen: hoe kom ik toch steeds in die onmogelijke situatie terecht? De vraag stellen is haar beantwoorden.
Edwin Fagel