Zoeken

Roofs 2019-03-62 Het vierde seizoen

Dagboek van een ‘dakboswachter’

Renée Rooijmans is stadsantropoloog bij STIPO en woonde van juni t/m februari in een bouwkeet op het dak van de Hofbogen in Rotterdam. Zie ook het artikel ‘Met de seizoenen mee’ in Roofs augustus 2018. Zij houdt voor Roofs een dagboek bij over hoe het is om op het dak te wonen. Dit is het afsluitende deel van haar dagboek.

Op een dak wonen is voor mij na ruim drie seizoenen zo goed als normaal geworden, maar nog dagelijks verwonder ik mensen als ik vertel waar ik woon. Het vierde seizoen breekt aan en het dak wordt in die heerlijke lentezon de afgelopen weken veel meer bezocht. Mensen zoeken een plekje om een boek te lezen of van het uitzicht te genieten. Ze verblijven er langer en ik zie ook vaker dezelfde mensen terugkeren.

Of deze mensen begrijpen dat er iemand in het ­opvallende schuurtje woont, betwijfel ik nog altijd. Mensen die me aan­spreken als ik toevallig mijn huis verlaat, vertellen me dat ze denken dat het de opslag voor de yoga is die hier in de ­zomer plaatsvond. Of dat er werkzaamheden zijn: het is en blijft een bouwkeet. Als mensen eenmaal weten dat ik er echt woon, dan roept het huisje waarin ik woon natuurlijk alsnog de nodige vragen op. Momenteel tref ik de voorbereiding om met dit huisje een nieuw dak te betrekken en mede daarom zal dit voorlopig de laatste keer zijn dat ik over dit dak schrijf. Met die reden zal ik nog wat meer van de praktische kant van mijn dagelijks leven met jullie delen.

De omgebouwde bouwkeet, een object van Walden Studio, vormt mijn leefruimte en heeft een oppervlakte van zo’n acht vierkante meter. Omdat er een eenpersoonsbed in staat, een aanrecht, een bureau en wat opgestapelde manden die mijn kledingkast vormen, blijft er zo’n 3 à 4 m² aan ‘wandelgebied’, ofwel beweegruimte over. Ervaring leert dat het eigenlijk precies te doen is, hoewel ik op mijn volgende dak wat aanpassingen ga maken, zoals het bed opklapbaar maken. Daarmee zou ik met name ruimte creëren voor het ontvangen van meer mensen tegelijk, om zo ook de beleving van het huisje te kunnen delen met meer mensen. Zoals ik al eerder omschreef, ben ik nu het liefst buiten, als het weer het ook maar een beetje toelaat. Ik moet trouwens ook voor een aantal essentiële basisvoorzieningen naar buiten.

Eerst had ik stromend water, maar de slang waarmee dat water vanaf het perron mijn huisje bereikte, werd een paar keer kapot gemaakt. Jammer natuurlijk, maar ik denk vooral in oplossingen dus ik besloot dat ik bij wijze van test vanaf dat moment water ging halen. Geen emmers, maar drie (glazen) flessen. Ik merkte al na een week dat ik hierdoor ontzettend zuinig met mijn water omga: het water waar ik mijn kruik mee vul, gebruik ik de volgende dag voor de afwas of ik kook het voor een kop thee. Het ritueel van water halen, wat zeker in de winter ook regelmatig in het donker en in de regen plaatsvond, heeft me elke keer weer bewust doen stilstaan bij het vanzelfsprekende aspect van kraanwater in ons land. En ik vraag me inmiddels af waarom we niet overal openbare waterpunten hebben.

Een andere basisvoorziening die ooit (en in sommige landen nog altijd) een openbare gelegenheid was, is de badkamer. Na de ervaringen met de waterslang, besloot ik dat ik geen tijd en geld ging investeren in een douche op het dak. In de zomer was het nog prima te doen, ofwel douchen bij vrienden thuis of bij de boulderhal waar ik regelmatig kom.
Maar de koudere tijden waren op komst en ik verlangde toch wel naar een warme douche dichtbij huis. Een bezoeker van het dak, waar ik toevallig mee in gesprek raakte, vertelde me dat hij altijd in zijn werkpauze ging zwemmen bij David Lloyd en hij wees naar het hoge gebouw in de nabije verte. Ik ging er die middag kijken en realiseerde me dat ik met een abonnement niet alleen een douche maar ook een zwembad, sauna en yogalessen tot mijn beschikking zou hebben. En dat op een minuut lopen vanaf het dak! Wat tot dan toe enkel een fel blauw lichtgevend logo was geweest, staat sindsdien symbool voor een heel bijzondere badkamer.

Verder doe ik ook mijn was buiten de deur in een wasserette, hoewel ik dat afgelopen zomer grotendeels op het dak heb gedaan. Ik kijk inmiddels wel weer uit naar een waslijn met wapperende was in de zon om mijn huisje heen, iets wat ik op mijn volgende dak zeker ga realiseren. Daarmee is toch het thuisgevoel wat meer compleet en het volgende dak zal ook niet zo openbaar zijn als in de huidige situatie. Het was op dit dak best spannend om mijn was buiten te laten hangen als ik naar mijn werk vertrok. Ik raakte gelukkig geen was kwijt in dit experiment.

Mijn oma vroeg me onlangs nog hoe ik eigenlijk het dak op kom. Ik heb de keuze uit drie trappen, die naar een onderdeel van de Luchtsingel leiden. Het unieke van al deze toegangswegen is dat ze allemaal toegang bieden tot de buitenkant van het gebouw waarop ik woon. Ik hoef niet door het gebouw zelf. Gezien de beperkte hoogte van dit dak, is het in deze situatie wel mogelijk, maar zodra je het hogerop zoekt, is het vaak noodzakelijk om via het gebouw het dak te bereiken.

Ter afsluiting wil ik nog kort stilstaan bij wat dit dak me heeft geleerd. Ten eerste dat het wonen op daken nog totaal niet als vanzelfsprekend wordt gezien. Daar staat tegenover dat veel mensen het wel een geweldige oplossing vinden voor de groeiende behoefte naar alternatieve huisvesting in de verdichtende stad. Dit besef vormt zich pas zodra ze weten dat ik hier woon. Dat heeft me gemotiveerd om op zoek te gaan naar meer manieren om te delen wat ik doe. Ik zal onder andere op de Kennisdag van de Rotterdamse Dakendagen over mijn ervaring vertellen.

Een ander belangrijk leerpunt is dat ik meer inzicht wil krijgen in wat er nodig is om daken bewoonbaar te maken. De situatie op dit dak is vrij experimenteel en in deze vorm vooral voor een tijdelijke bewoning geschikt. Daarom ben ik op zoek gegaan naar een volgend dak, waar nog niets is. Door er te wonen, zal ik al doende in kaart brengen welke aanpassingen er nodig zijn om een dak bewoonbaar te maken en tevens welke voordelen er te behalen zijn met de aanwezigheid van een dakbewoner. Mijn grootste wens zou zijn dat ik in de toekomst ook buren krijg, want samen leer en bereik je meer.

Renée Rooijmans