Roofs 2019-10-33 De tijden zijn veranderd
Theo Talks
In deze rubriek geeft Theo Wiekeraad zijn mening over de dakenbranche en aanverwante onderwerpen.
Wat onze ouders jaren geleden niet voor mogelijk hadden gehouden, gaan de kinderen van onze kinderen bij hun kringgesprek vast en zeker meemaken. Als tijdens één van die sessies gevraagd wordt: “Wat voor werk deed jouw opa?”, dan kan uw kleinkind vol trots zeggen: “Mijn opa deed heel belangrijk werk, die zat in de bouw. Hij zorgde ervoor dat alle mensen in droge huizen konden wonen!” Met de borst vooruit vervolgt uw oogappeltje dan: “Hij was dakdekker!”
Daar waar het mijn vader alles aan was gelegen dat zijn kinderen ‘verder konden leren’, zoals hij dat zei, zullen de ouders van nu zich ervan bewust moeten worden dat aan ’met je handen werken’ niets vies is. Natuurlijk hoopte mijn vader dat ik niet zoals hij aan de slag moest gaan. Zwaar, vies en bepaald niet ongevaarlijk werk met beperkte voorzieningen op de scheepswerf, vijf dagen in de week en toen ik nog klein was, ook de zaterdagochtend tot 12 uur. Nee, begrijpelijk dat er voor de mensen die fysiek zulk zwaar werk hadden een droom in vervulling ging als hun kinderen een ’kantoorbaan’ konden bemachtigen.
Maar kijk nu eens: veel eenvoudig, administratief werk verdwijnt en andere werkzaamheden, die veelal repeterend zijn, worden geautomatiseerd. Doorleren zonder vak lijkt voor velen een weg naar thuiszitten. Voor veel schools opgeleide managers zijn domweg geen functies. Toch blijven ouders hun kinderen stimuleren om tijdens hun opleiding voor kantoorfuncties te kiezen, gewoon omdat hun ouders dit hen met de paplepel hebben ingegeven.
Het is dan ook tijd dat men zich gaat realiseren hoe belangrijk de mensen in de bouw en in andere arbeidsintensieve sectoren zijn. Zonder deze hardwerkende mensen heeft de gemiddelde directeur immers geen dak boven zijn hoofd en geen droge plek om zijn bedrijfsvoering uit te voeren. Zonder de mannen (of vrouwen) die komen als uw toilet niet meer spoelt, zal menig gezin weer op de emmer de behoefte moeten doen en krijgen de kakkers hun was niet meer schoon. Natuurlijk kan de pennenlikker met een beetje goede wil en héél veel vrije tijd zelf het binnen-schilderwerk doen, maar op 18 hoog wordt het buitenwerk nooit meer geschilderd.
Het werk in de bouw is nu anders dan in de tijd van mijn ouders en die daarvoor. Waar men eerst dacht dat vele handen licht werk maakten, hebben we nu gereedschappen en hulpmaterieel die ons leven vereenvoudigen. Maar qua secundaire arbeidsvoorwaarden, sociale cohesie en mentaliteit liggen we nog mijlen achter op die kantoorpikkies. Vrije dagen en vakanties opnemen is bij ons niet iets dat zomaar kan. Over salarissen die worden betaald laat ik me niet uit. Overal vindt men Rupsjes Nooitgenoeg. Die zien altijd overal groener gras, maar zelden zien ze het ploegwerk dat is uitgevoerd op die akkers.
Samen iets bouwen is ook anno nu iets anders dan met elkaar bouwen. “Als jij niet klaar bent, kom ik wel terug als ik kan beginnen” is iets anders dan: “Jammer, maar als ik even help, kan ik zo wél starten”. Dat laatste komt er met de moderne uitvoerders wel steeds meer in, die hebben gezien dat een grote mond en zich als slavendrijver boven de meute verheven voelen geen betere bouwwerken opleveren.
Kortom: willen we comfortabel blijven wonen en in mooie, goed uitgeruste bedrijfspanden werken, dan zullen we moeten zorgen voor mensen die deze belangrijke werkzaamheden voor onze maatschappij uitvoeren. Het moet algemener worden erkend dat jongens en meisjes die voor een vak kiezen, zoals loodgieter, timmerman, tegelzetter, stratenmaker of dakdekker, geen missers maar toppers zijn. Toppers die een goede boterham verdienen en met trots thuis kunnen vertellen wat ze die dag weer hebben gecreëerd of gerepareerd. Zij leveren een grote bijdrage aan de economie van ons land.
Bob Dylan wist het 55 jaar geleden al: ‘The times they are a-changin’’.
Natuurlijk kennen de lezers van Roofs wel de waarde van hun eigen werk. Maar soms heb ik het gevoel dat velen diep in hun hart óók denken dat kantoormensen hoger op de maatschappelijke ladder staan. Iets meer zelfbewustzijn zou onze branche niet misstaan. En breng dat zelfbewustzijn alstublieft over op de kinderen. Daar ligt de toekomst.