Zoeken

Roofs 2019-12-30 Van patatgeneratie naar de 'Ja, maar…'-cultuur

Bericht van TECTUM

Na de patatgeneratie (geboren tussen 1970 en 1985) hebben we nu te maken met de ‘Ja, maar…’-cultuur van generatie Y (geboren in 1985-2000, nu dus 19 tot 34 jaar oud). In Nederland, dus ook in opleidingenland.

Adri de Voest en Karel-Jan Batenburg, TECTUM

We maken bij TECTUM de laatste tijd in onze dagelijkse werkpraktijk steeds vaker mee dat een student/dakdekker in de ‘ja, maar….-stand’ gaat en de vakkundigheid van zijn leermeester of de docent ter discussie stelt. Dingen zegt als: ‘waarom zeg je dat tegen mij?’, ‘hoe lang gaat dit nog duren?’, of ‘volgens mij begrijp je er helemaal niets van’. Met deze beknopte verhandeling geven wij graag inzage in onze dagelijkse beroepspraktijk.

Ik en jullie

We kennen bij TECTUM de student/dakdekker (gelukkig nog fors in de minderheid), die enorm op zichzelf gefocust is. Je hoort dan vaak het woordje ‘ik’. Maar ook de student/dakdekker die zich richt op de organisatie. In dat geval hoor je vaak kritiek op de opleiding en de daarbij behorende regels met ‘jullie’. In een aantal gevallen is het ook een combinatie van de twee.

In beide situaties is het is de student/dakdekker van wie het er op lijkt dat hij zijn verantwoordelijkheid niet wil nemen. Die dan op hetzelfde moment wel weer de kunst verstaat om de verwijtende vinger van de docent subtiel te buigen in de richting van een groepsgenoot. En zo zonder moeite de beschuldiging doorschuift: ‘Ja, maar hij deed het ook.’

Het is de student die tijdens de lessen regelmatig bromt en klaagt en vaker dan het ons lief is, de grenzen opzoekt. De student dus (in de ogen van een docent/ begeleider), die geen verantwoordelijkheid lijkt te willen nemen. Je hebt er de handen aan vol. Als pedagoog weet je uit de boeken, dat je hem op een speciale manier moet benaderen, maar in het echte leven ben je daar helaas niet altijd toe in staat.

Je ziet bij elke reactie van zo’n student dat hij de verantwoordelijkheid bij iets of iemand anders legt. Het heeft er alle schijn van dat hij op een negatieve wijze om positieve aandacht vraagt.

Helpen

Als docent/begeleider wil je heel graag je studenten verder helpen. Daarbij heb je dan vaak de neiging om te ‘willen repareren’, om te willen overtuigen, om oplossingen aan te dragen of om te waarschuwen. In de praktijk heeft dat helaas bijna altijd een tegengesteld effect. Of studenten gaan in de verdediging en zijn eenvoudigweg niet meer bereid om te veranderen. Of ze veranderen wel, maar doen dit dan in principe alleen voor jou, in jouw rol als docent/begeleider, waardoor ze na een poosje langzaam toch weer terugvallen in hun oude gedrag.

Het is fijn om te weten (volgens diezelfde, eerder genoemde pedagogische boeken) dat het ‘ja, maar…’ nooit echt gericht is op jou als opleider of individu.

Een passend recept

Een passend recept voor het ‘ja, maar…’ is lastig. Natuurlijk zou je tegemoet kunnen komen aan de wensen van de student. Er zijn echter situaties waarin dit absoluut niet kan. De situaties die gewoon vragen om een stand-vastig optreden. Door de student duidelijkheid te geven met behoud van de relatie, laat je hem jouw standvastigheid voelen en wordt een onnodige discussie voorkomen. Dit laatste leidt namelijk vaak tot een verhoogde spanning of ergernis. In bovenstaande situaties zal het argument ‘Je weet toch zeker wat de regels zijn’ zelden tot begrip leiden bij de leerling. Elk argument dat de docent aandroeg, was voor de leerling een voorzet om die beweegreden onderuit te halen.

Oplossing

Hoe zouden we dit gedrag dan kunnen aanpakken?

Ook hiervoor vinden we in de boeken een mogelijk strijdplan. Zo adviseert men samen te vatten wat de student gezegd heeft, waarna je nogmaals jouw standpunt laat volgen.

Voorbeeld van zo’n reactie in situatie 1 (zie onderaan dit artikel):

Docent: Ik weet dat je jouw tas aan de kant hebt moeten zetten en dat Branco wel eens op zijn pen kauwt en toch wil ik dat je aan de slag gaat met de verwerkingsopgaven.

Voorbeeld van zo’n reactie in situatie 2 (zie onderaan dit artikel):

Docent: Ondanks dat je vanmorgen niet hebt ontbeten en dat je voorzichtig zal doen, wil ik echt dat je het eten nu wegstopt.

Ook wil het instellen van een time-out in sommige gevallen enig soelaas bieden. Er zijn momenten waarop studenten hun emoties luid of bot naar buiten brengen. Bijvoorbeeld door te schreeuwen, te vloeken en door krachttermen te gebruiken in hun uitingen. Soms zelfs tot grensoverschrijdend of verbaal agressief gedrag.

Het doel van het optreden daartegen moet enerzijds vooral zijn om grenzen te stellen aan de wijze waarop de student uiting geeft aan zijn emoties en anderzijds om dit gedrag zo snel mogelijk te laten stoppen.

Een voorbeeld van het instellen van een time-out kan zijn:

“Ik hoor dat je het niet met mij eens bent… Je praat nu zo hard, dat ik niet goed kan horen wat je mij wilt zeggen. Ik wil er graag met je over praten. In de koffiepauze kom ik even naar je toe”

Het is belangrijk het ‘Ja, maar….’-gedrag zo vroeg mogelijk te onderkennen. De docent/begeleider is nog niet persoonlijk geraakt en heeft daardoor minder zijn eigen spanning. Daardoor is hij in staat met minder energie makkelijker op te treden. Voor de betreffende dakdekker is het makkelijker om te stoppen met het gedrag…hij hoeft maar een kleinere stap terug.

Deze ‘Ja, maar….’-cultuur ziet men gelukkig/ helaas niet alleen bij onze student/dakdekkers, maar deze komt overal in onze maatschappij voor. De ‘Ja, maar….’-houding wordt beschouwd als een typisch Nederlands fenomeen.

Het gaat hierbij dan om mensen die om één of andere reden de dingen zien zoals ze hadden moeten zijn. Ze zien vooral alles wat er niet is. Het glas is voor hen meestal halfleeg. Ze nemen een afwachtende houding aan.

Daarom is het noodzakelijk dat we elkaar laten zien dat het glas altijd halfvol is. Dat doen we zeker met onze student-dakdekker. De gedachte dat er veel te doen is, maar dat er al wel verheugd gereageerd mag worden op het feit dat er toch ook al wel veel gedaan is, dat is een fijne. Niks ja-maren, accepteren dat zaken zijn zoals ze zijn en verder uitbouwen naar nog iets mooiers, daar gaat het om.

Of, zoals het ook wel eens zou kunnen, tevreden zijn met wat je hebt. En als het beter kan, of anders, of mooier, dan komt dat vanzelf wel of daar gaan we met elkaar aan werken. Vanuit het positieve, niet vanuit het negatieve. Daarover gaat sowieso het opleiden, iets doen vanuit het positieve. Dan wordt het vanzelf allemaal anders, verschijnen er nieuwe vergezichten en hebben we het uiteindelijk met elkaar weer wat mooier gemaakt. ?

Situatie 1

Docent: Dan gaan we nu de verwerkingsopgaven maken.

Leerling: Ja, maar ik ben mijn pen kwijt.

Docent: Alweer?

Leerling: Ja, als we onze tas steeds aan de kant moeten zetten dan raak ik dingen kwijt.

Docent: Pak maar even een pen uit de beker op mijn bureau.

Leerling: Alsof die nog te gebruiken zijn. Branco heeft er al op meerdere zitten kauwen.

Docent: We hebben het nu niet over Branco.

Leerling: Ja, ik hoorde u wel. En toch is het zo.

Docent: Ga nu maar snel aan je werk.

Leerling: Wat was de opdracht ook al weer?

Situatie 2

Docent: Niet eten en drinken in de lokalen alsjeblieft.

Leerling: Ja, maar ik kijk toch uit. Ik zal heus niet knoeien hoor.

Docent: Dat zal best, maar je weet toch wat de regels zijn?

Leerling: Ja, maar ik heb vanochtend niet ontbeten. Als ik voorzichtig doe moet het toch kunnen?

Docent: Dan moet je straks in de pauze maar eten!

Leerling: Ja, maar zolang kan ik toch niet wachten…dan verhonger ik.

Overigens schijnt dit fenomeen inmiddels ook in het voetbal voor te komen. Zo zei Slutsky, de trainer van Vitesse, onlangs dat hij de twee belangrijkste woorden kent: ‘waarom?’ en ‘maar’. Spelers vragen je altijd ‘waarom?’ en zeggen ‘ja, maar….’. Naar zijn zeggen heeft in de andere landen waar hij gewerkt heeft, geen speler hem ooit dezelfde vragen gesteld.