Roofs 2020-08-22 De Lotustempel in Delhi: een dak uit 27 'bloembladen'
Internationale daken
Het Bahá’í-huis van aanbidding in Delhi, in de volksmond bekend als de Lotustempel, is niet alleen een symbool van uitmuntendheid van de moderne, Indiase architectuur, maar ook één van de meest bezochte religieuze gebouwen ter wereld. De tempel, gelegen op een terrein van in totaal 9,7 hectare in Zuid-Delhi, is een plaats van aanbidding die openstaat voor alle rassen, religies en kasten.
Joep Klerx
Het gebouw bestaat uit 27 vrijstaande, met marmer beklede ‘bloembladen’, gerangschikt in groepen van drie, waardoor het gebouw uiteindelijk negen zijdes met negen ingangen heeft, die uitkomen op een centrale hal. Deze centrale aanbiddingshal biedt plaats aan zo’n 2.500 mensen. In 2001 is het in een CNN-rapport bestempeld als het meest bezochte gebouw ter wereld. En naar een schatting van de Indiase overheid heeft het gebouw in 2014 – 28 jaar na de opening – haar 100 miljoenste bezoeker ontvangen. Ter referentie: de Efteling had er 57 jaar voor nodig om dat aantal te bereiken, en dat is een heel park. Natuurlijk is het een gekke vergelijking, maar het voegt perspectief toe aan het plaatje. Het is een bijzonder gebouw met een bijzonder grote aantrekkingskracht.
Negenzijdige cirkelvorm
Even terug naar 1976, toen de Iranese architect Fariborz Sahba werd benaderd om de Lotustempel te ontwerpen en later toezicht te houden op de bouw ervan. Alle Bahá’í-huizen van aanbidding, inclusief de Lotustempel, delen bepaalde architectonische elementen, waarvan sommige worden gespecificeerd door de Bahá’í-geschriften. ’Abdu’l-Bahá, de zoon van de stichter van de religie, bepaalde dat een essentieel architectonisch karakter van een Huis van Aanbidding een negenzijdige cirkelvorm is. Hoewel alle huidige Bahá’í-huizen van aanbidding een koepel hebben, wordt dit niet beschouwd als een essentieel onderdeel van hun architectuur. Het Bahá’í-schrift stelt ook dat er geen standbeelden of afbeeldingen in het huis van aanbidding worden getoond en dat er geen preekstoelen of altaren als kenmerk van het interieur mogen worden opgenomen. Naast de essentiële karakteristieken vanuit de geschriften was het ook een gegeven dat er veel aardbevingen voorkomen in de regio waar de tempel kwam te staan. Desondanks baseerde Architect Sahba het ontwerp op iets zo delicaat als een lotusbloem – de nationale bloem van India. In 1987 ontving de architect de onderscheiding voor ‘Excellence in religious art and architecture’ door de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde ‘Institution of Structural Engineers’ voor het ontwerpen van een gebouw dat “de schoonheid van een bloem zo goed nabootst en zo opvallend is in zijn visuele impact”.
Het structurele ontwerp werd uitgevoerd door het Britse bedrijf Flint en Neill en de constructie werd uitgevoerd door ECC Construction Group van Larsen & Toubro Limited. Naast de bouw zelf, werd er ook vooruitgedacht naar wanneer de tempel in gebruik zou worden genomen. Zo werd een deel van het bouwbudget bespaard en gebruikt om een kas te bouwen op locatie, om inheemse planten en bloemen te laten groeien, die gebruikt zouden worden voor gebruik op de locatie.
Drie soorten blad
De onderconstructie van het schalenrooster is afgewerkt met een lichtgewicht gipsmateriaal. De basis van het gebouw bestaat dus uit de 27 ‘bladeren’ en ieder blad is een vrijstaande, gewapende betonplaat die bekleed is met marmer. De tempel bestaat uit drie soorten blad. De negen buitenste bladeren markeren de negen zijden van het complex, waaronder zich de ingangen bevinden. De negen middelste bladeren worden gebruikt als dak voor de ruimtes tussen de ingang en de centrale hal in. De negen binnenste bladeren vormen het dak voor de aanbiddingszaal.
De negen binnenste bladeren komen elkaar tegemoet, maar ontmoeten elkaar in het midden net niet helemaal. De laatste opening boven het midden van de aanbiddingsruimte wordt uiteindelijk afgesloten met een dakraam, gemaakt van staal en glas, ten behoeve van de lichtinval. Daarnaast omringen negen reflecterende vijvers het gebouw. Ook hun vorm doet denken aan de bladeren van de lotus en zorgt voor meer lichtinval via de openingen van de zijkant van het gebouw. De externe verlichting is zo opgebouwd dat het lijkt alsof de lotusstructuur blijft drijven op water en bovendien zorgt het ervoor dat er erg weinig kunstlicht nodig is om het gebouw overdag te verlichten.
Om het gebouw nog verder te verduurzamen, maakt het gebouw gebruik van effectieve ventilatie- en koeltechnieken met behulp van inventieve luchtcirculatie. Frisse lucht, gekoeld terwijl het over de fonteinen en poelen stroomt, wordt door openingen in de kelder naar de centrale hal gezogen en door een ventilatie aan de bovenkant van het gebouw afgevoerd. Deze vorm van natuurlijke ventilatie is bijzonder waardevol in Delhi, omdat het er een aantal maanden per jaar erg heet is. Door elektriciteit aangedreven airconditioning zou erg duur en milieuonvriendelijk zijn. Verder voorzag het projectteam de tempel van zonnepanelen – de eerste tempel in Delhi die zonnepanelen gebruikte – waar het gebouw ongeveer 20% van zijn elektriciteitsverbruik uit wint.
Prijswinnend. Adembenemend. Indrukwekkend. Innovatief. Uitnodigend. Toegankelijk. Voor bouwwerken als deze die hun tijd zo ver vooruit waren zouden ze eigenlijk een nieuw soort bijvoeglijk naamwoord uit moeten vinden. Totdat dat zo ver is, doen we het maar gewoon met ‘magistraal’.