Roofs 2023-05-32 Wachten op Nederlandse daglichtregelgeving
Special Daglicht
Ing. Wesley van den Hoeven, specialist bouwregelgeving bij Nieman Raadgevende Ingenieurs, volgt de nieuwe daglichtregelgeving op de voet. In de nieuwe daglichtregelgeving staat een computersimulatie en de daglichtfactor centraal. Een radicaal andere methode dan voorheen, maar wel één die aansluit bij Europese regelgeving én dichter staat bij de werkelijkheid in een gebouw. Van den Hoeven formuleerde onlangs zes aandachtspunten voor een soepele overgang naar nieuwe daglichteisen. Voor Roofs licht hij deze nader toe.
“Mijn achtergrond is bouwregelgeving. Ik heb door de jaren wel veel gerekend aan daglichttoetreding met de oude methode. Ik heb me verder ontwikkeld in bouwregelgeving en daarbinnen het daglicht vanuit de regelgeving beschouwd. Binnen Nieman ben ik nu het aanspreekpunt omtrent de nieuwe ontwikkelingen van de daglichtfactor. Het berekenen zelf doe ik niet, maar er zit een team om me heen en die stuur ik aan en ondersteun zodoende ons onderzoek. Ik ben lid van de NEN-commissie verlichting, dus daar speel ik ook een rol”, zegt Van der Hoeven.
Hij schrijft regelmatig over de ontwikkeling in de regelgeving: ‘Het aansturen van NEN-EN 17037, de berekeningsmethode op basis van daglichtfactoren, is een begrijpelijke keuze. Het brengt daglichttoetreding in gebouwen dichter bij de werkelijkheid. En verhoudt zich daardoor beter tot een effectief daglichtniveau voor de gebruiker. Spelregels hieromtrent zijn cruciaal voor ondubbelzinnige daglichtfactorresultaten. Parameters en randvoorwaarden bij deze berekeningen, straks te vinden in de Omgevingsregeling, worden nader vastgesteld.’
“Het zal er om gaan dat ontwerpers moeten nadenken hoe ze daglicht zo ver mogelijk de ruimte in krijgen. Het is een radicaal andere berekeningsmethode. Maar ook niet heel onbekend, want bij privaatrechtelijke initiatieven als frisse scholen en in BREEAM of LEED wordt al wel met de daglichtfactor gerekend.”
Zes aandachtspunten voor een soepele overgang
Voor een soepele overgang zette Van den Hoeven zes aandachtspunten op een rij. De toekomstig aangestuurde bepalingsmethode NEN-EN 17037 is namelijk niet te vergelijken met de standaard rekenmethode uit NEN 2057.
1. Simulatieprogramma’s en rekenmethoden
‘Het leeuwendeel van de softwarepakketten maakt gebruik van Radiance (open source), bestaande uit een samenspel van meerdere programma’s, waarmee de daglichttoetreding in ruimten kan worden gesimuleerd. Radiance wordt continu van updates voorzien, de bij ons laatst bekende grote update was rond 2014. Welke versie van Radiance en toepassing van de commando’s in de ‘vooringestelde’ softwarepakketten is geïmplementeerd, is doorgaans niet te achterhalen. Dat maakt het niet eenvoudig softwarepakketten met elkaar te vergelijken. Ook zijn er verschillende rekenmethoden mogelijk. Meest voorkomend voor het bepalen van de daglichtfactor zijn radiosity en raytracing. De radiositytechniek is vrij stabiel in uitkomsten. Waarbij raytracing enige wisselvalligheid in uitkomsten heeft per rekensessie.
2. Welke software is geschikt?
Uit onderzoeken (bijvoorbeeld “Daylight calculations in practice” van Danish Building Research Institute, Aalborg University) blijkt dat dezelfde berekening in diverse softwarepakketten tot verschil in resultaten leidt.
3. Hemelkoepel
“Simulatieprogramma’s, de beschikbare software en het vaststellen van de hemelkoepel zijn afhankelijk van het vastleggen van waarden en het lastige van de Europese norm is dat er weinig waarden vaststaan. Alle randvoorwaarden zullen in de omgevingsregeling worden vastgelegd. De verwachting is dat daar nog enige tijd over zal gaan. Als je die zaken niet goed vastklikt, krijg je grote verschillen in uitkomsten van de softwareprogramma’s en dat zou niet de bedoeling zijn, of het is de keuze dat er een bepaalde bandbreedte in zit.” ‘Standaardiseer het type hemelkoepel. NEN-EN 17037 geeft als betrouwbare methode ISO 15469:2004 standaard bewolkte hemel (type 1 of type 16) op. Het type hemelkoepel als voorwaarde stellen maakt de berekeningen met elkaar vergelijkbaar.’
4. Reken met werkelijke LTA-waarde van beglazing
Met de nieuwe rekenmethode zijn eigenschappen van het glas realistisch te waarderen. Rekenen met een werkelijke LTA-waarde van de beglazing is een logisch gevolg.
5. Relatie met vrije indeelbaarheid
‘Brede ruimten worden relatief gezien gunstiger dan diepe ruimten. De vorm van de ruimte wordt bepalender. Dit doet recht aan de werkelijke beleving van daglichttoetreding, maar zorgt ook voor beperkingen ten aanzien van de vrije indeelbaarheid.’ “Bij dieper liggende delen kan ik me voorstellen dat dakramen, lichtkoepels of lichtbuizen een rol kunnen vervullen. In beleidsstudie wordt weinig aandacht besteedt aan daklichten of dakramen. Er zijn weinig onderzoeken bekend. Vanuit de NEN-werkgroep daglicht zitten wat testcases die we doorrekenen. En één met een dakraam waarbij die positieve invloed had op de berekening. Ik zal dit onderwerp toch eens voorleggen in de commissie.”
6. Toetsen van een daglichtberekening
‘De vele parameters en randvoorwaarden – maar ook kennis over het opbouwen van een gebouwmodel – maakt het opstellen van een berekening foutgevoelig.’ “Voor een toetser is het des te meer van belang dat de output zicht geeft op invoergegevens. Dat geldt voor ten minste hetgeen in de Omgevingsregeling is vastgelegd en de gebouwkenmerken.”
Niet 1 januari 2024
Bovenaan de analyse schrijft Van den Hoeven: ‘De nieuwe daglichteisen treden per 1 januari 2024 in werking. Althans, die conclusie zou je kunnen trekken uit de antwoorden op de Kamervragen (2023D03691, 1 februari 2023).’
“Ik ben blij dat ik dat er boven heb gezet, want de invoeringsdatum is wel weer veranderd. De Omgevingswet is van kracht per 1 januari 2024 en we weten welke eisen daar mee samenhangen, en dat die ook op dat moment in werking treden. Maar daar zitten de daglichteisen niet bij. Er wordt nog nader over bericht wanneer die in werking treden. Dus in ieder geval níet al op 1 januari 2024. Ik denk dat er eerst nog wat onderzoek moeten worden gedaan om dan spoedig daaropvolgend in werking te treden.”