Zoeken

Roofing Holland 1997-01-43 Ketenaansprakelijkheid (slot)

In de vorige afleveringen over de WKA kwam de g-rekening en het misbruik daarvan ter sprake. Geëindigd werd met het advies om ondanks dat misbruik toch de g-rekening te gebruiken, om risico's te beperken. Tot slot enige valkuilen

Wanneer de onderaannemer failliet is gegaan of surséance van betaling heeft gekregen, is de aannemer op grond van de overmakingsovereenkomst verplicht bepaalde stortingen, ook nadat het faillissement of de surséance is ingegaan, op de g-rekening te storten. Maar hij is er niet zeker van dat het geld bij de fiscus of bedrijfsvereniging terecht komt omdat de curator of bewindvoerder het geld inpikt en ermee doet wat hij wil. Dat zou trouwens ook het geval zijn als er geen g-rekening was en er dus op een gewone bankrekening zou worden betaald. Over dit soort situaties is al menige procedure gevoerd, waarbij de fiscus, de curator en soms ook de bank (als het gecedeerde vorderingen betreft) zich niet onbetuigd laten. Maar het is meestal de aannemer die het gelag moet betalen. Maar ook hier geldt: geen g-rekening leidt tot nog meer problemen.
Het is duidelijk dat er onder de genoemde omstandigheden nog naar een ander middel werd gezocht om de risico's te beperken (men kan natuurlijk ook helemaal zonder onderaannemers gaan werken, maar dan zijn er weer andere problemen). Ik doel hier op het instituut van de rechtstreekse betaling aan de fiscus en de bedrijfsvereniging.

Als gevolg van de vele aansprakelijkstellingen in de jaren tachtig en de publikaties daarover zijn veel aannemers kopschuw geworden van de g-rekening en is er een grote stroom van rechtstreekse betalingen aan de Centrale Betalingsadministratie (CBA) op gang gekomen.

Betaal nu maar rechtstreeks aan de fiscus, dacht men, dan is het geld daar in ieder geval, zodat de onderaannemer er geen grip op heeft (noch de bank of de curator).
Het merkwaardige van deze vorm van betaling is dat er niets over geregeld is in de Wet of in een ander voorschrift. In een Informatiekrant in 1982 is een keer terloops vermeld dat men loonbelasting en premies ook direct op de rekening van de fiscus/bedrijfsvereniging kan storten. En in de Tweede Kamer is in 1993, in antwoord op daartoe gestelde vragen, gezegd dat men te zijner tijd zou bezien of men een wettelijke basis zou willen geven aan het rechtstreeks betalen. Dit is er echter nog steeds niet van gekomen. Ach, de praktijk redt zich, wordt wellicht gedacht en we hebben nu eenmaal al een wettelijke regeling, de g-rekening.
Toch is het rechtstreeks betalen eigenlijk ook een riskant gebeuren. Want het geld dat men op die CBA-rekening stort, is niet van de fiscus maar van de onderaannemer. De fiscus treedt hier eigenlijk op als bankier van de onderaannemer, die in beginsel zelf bepaalt welke (belasting)schulden van die rekening betaald zullen worden. De fiscus zit wel 'dicht bij het vuur', dat wel en dat werkt geruststellend. Maar wat doet u, als de onderaannemer zijn aanslag inkomstenbelasting met het door u gestorte bedrag laat betalen? En u vervolgens, later, wordt aangesproken voor niet afgedragen loonbelasting. Er is geen g-rekening gebruikt, dus er is geen wettelijk vermoeden van betaling. Gelukkig is er al een rechter geweest (Hof Den Haag in 1991) die besliste dat in zo'n geval toch ook met de rechtstreekse betalingen rekening moet worden gehouden. En dit lijkt mij ook juist.
Tenslotte is de Informatiekrant in 1982 door Fiscus en Bedrijfsverenigingen uitgegeven, waarmee het vertrouwen is gewekt dat zo'n betaling wel degelijk meetelt, en nog in 1993, in de Tweede Kamer, nam men hier geen afstand van.

Het is duidelijk dat niet één methode voor 100% veilig is. Maar dat komt natuurlijk door het feit dat het hier om een risico-aansprakelijkheid gaat. Duidelijk is wel dat men z'n risico's (enigszins) kan beperken door zorgvuldig de voorschriften na te leven en een g-rekening te gebruiken.
En wie rechtstreeks aan de CBA wil betalen doet er m.i. goed aan, met de onderaannemer af te spreken dat de betalingen die men doet, uitsluitend voor de betaling aan de fiscus zijn bestemd en in het bijzonder voor de loonbelasting etc. die rechtstreeks verband houdt met de door de aannemer gestorte bedragen. Als u deze afspraak schriftelijk vastlegt, met daarbij de verklaring van de aannemer dat hij de fiscus pandrecht op deze stortingen verleent en de fiscus krijgt een exemplaar van deze overeenkomst met pandverklaring, dan hebt u in ieder geval bereikt dat de fiscus, naast z'n wettelijke rechten, nog een extra recht op het gestorte bedrag bij de CBA heeft.

door: Mr A. Harlaar